JOHN CARPENTER’S ESCAPE FROM L.A.

John Carpenter: De man die Hollywood platbrandde

Beverly Hills in vlammen, Disney failliet, de Universal studio’s aan puin. Met Escape from L.A., een apocalyptische satire verpakt als actiefilm, maakt John Carpenter korte metten met Hollywood en het moralisme dat in zijn land de kop op steekt. Carpenter vertelt over zijn haat/liefde verhouding met de studio’s, zijn vaderland en zichzelf.

Hollywoods wegen zijn ondoorgrondelijk. Neem nu Escape from L.A.: op de een of andere manier heeft het triumviraat dat bestaat uit regisseur John Carpenter, producent Debra Hill en ster Kurt Russell een paar studiobazen zo ver gekregen vijftig miljoen dollar te investeren in het vervolg op een door het grote publiek goeddeels vergeten, vijftien jaar oude cultfilm. Het trio maakte in 1981 de futuristische actiefilm Escape from New York, een film die zich afspeelde in het jaar 1997. Daarin speelde Russell de centrale rol van Snake Plissken, staatsvijand nummer een en cynicus bij uitstek. Deze held-tegen-wil-en-dank wordt gedwongen om in het tot gevangenis gedegradeerde Manhattan door te dringen en de president van de Verenigde Staten uit handen van boeventuig te bevrijden. De missie slaagt, maar als ultieme daad van nihilistisch verzet vernietigt Plissken op de valreep vitale informatie die een wereldwijd conflict moet afwenden. Einde film.
Vijftien jaar later blijkt Plissken geen spat veranderd en wordt hij opnieuw gedwongen de wereldvrede veilig te stellen. Escape from L.A. speelt zich af in het jaar 2013. De Verenigde Staten zijn een theocratische dictatuur geworden, waarin onzedelijk gedrag, elke vorm van niet-christelijke religie, roken, drinken en vloeken verboden zijn. Het Sodom en Gomorra dat Los Angeles heet is als gevolg van een aardbeving van het vasteland losgebroken en doet dienst als dumpplaats voor alle ongewenste sujetten. Plissken treft er nog volop sporen van vroeger aan: de rokende puinhopen van Disneyland, de afgebrokkelde Hollywood-letters in de vuurzee van Beverly Hills, een plastisch chirurg die het snijden niet kan laten, een door Steve Buscemi gespeelde regelneef die zich aanbiedt als impresario, zelfs levend fossiel Peter Fonda waart er rond, op een surfplank nog wel.
Waar de voorganger bij een breed publiek behoorlijk succesvol was, en daarmee menig Italiaanse B-filmer tot imitaties inspireerde, lijkt Escape from L.A. tot de marginale status van instant-cultfilm gedoemd. Van het budget eigenden Carpenter en Hill zich ieder vijf miljoen toe, Russell stak het dubbele in zijn zak, de resterende dertig miljoen dollar werd besteed aan een kleurrijk ensemble van B-acteurs en bordkartonnen decors en trucages, die anno 1981 misschien nog imposant zouden ogen, maar nu meteen zijn ingehaald door het spektakel van recente blockbusters als Independence Day en Twister. John Carpenter’s Escape from L.A., zoals de volledige titel luidt, is een bizar curiosum vol wilde ideëen die niet allemaal even goed uit de verf komen, een film die probeert sensatiezoekers te behagen en tegelijkertijd met een vette knipoog Hollywood te kakken zet.

Vier azen
Zo dualistisch als zijn achttiende speelfilm is, zo dubbel is ook de verhouding van Carpenter met Hollywood. Met zijn korte debuutfilm The resurrection of Bronco Billy won hij in 1970 meteen een Oscar. Acht jaar later brak hij definitief door met de trendsettende horrorfilm Halloween: onafhankelijk gemaakt voor slechts driehonderdduizend dollar leverde de film wereldwijd meer dan zestig miljoen op. Carpenter buitte zijn trefzekere filmstijl en onmiskenbare talent voor het opbouwen van nagelbijtende spanning vervolgens uit in een reeks horror- en science fiction films van wisselende kwaliteit, soms gemaakt voor grote studio’s, soms voor kleine produktiemaatschappijen, vaak naar een eigen scenario en voorzien van door hemzelf gecomponeerde muziek. Ondanks zijn vurige wens minstens een keer een onvervalste western te maken slaagde Carpenter er nimmer in te ontsnappen aan de genres die hem naam gaven.
Al staat in zijn oeuvre de amusementswaarde voorop, zoals uit Escape from L.A. blijkt is de regisseur niet vies van een politieke lading. In recente films, waaronder het volgende maand op video verschijnende en teleurstellende Village of the damned, keert hij zich daarbij luid en duidelijk tegen de oppermachtige anti-rook lobby. Bij een ontmoeting in de Franse badplaats Deauville steekt de regisseur dan ook de ene sigaret na de andere op, en dat terwijl een kwakkelende gezondheid de 48-jarige het uiterlijk van een moegestreden bejaarde bezorgt.
Gevraagd of hij zich door Hollywood gestigmatiseerd voelt geeft Carpenter met veel gevoel voor ironie te kennen inmiddels in de situatie te berusten: "Vertel het aan niemand, maar in feite is Escape from L.A. stiekem toch een western en Snake Plissken een ouderwetse cowboy. En ik kreeg onlangs een heus western-scenario aangeboden. Maar ik moet bekennen: er zit wel weer een buitenaards monster in! Maar serieus, niemand kan voorzien hoe zijn loopbaan zal verlopen, dus ik kan achteraf wel denken dat ik het anders had moeten doen, maar dat is een loze gedachte. We spelen met de kaarten die we krijgen. Zou ik graag vier azen willen hebben en iedereen van tafel spelen? You bet! Maar ik heb ze niet gekregen."
"Het heeft even geduurd voordat ik accepteerde dat ik nu eenmaal John Carpenter ben, en dat ik leerde daar lol aan te beleven. Ik heb echter nooit de behoefte gehad om serieus in het blockbuster-circuit mee te draaien. Daarvoor moet je echte ‘popcorn-movies’ maken en dat betekent een formule volgen, alle voorwaarden liggen vast. Dat is nooit mijn pakkie an geweest. Er zijn regisseurs die dat heel goed kunnen, maar ik ken mijn beperkingen. Mijn forte is John Carpenter films maken, daar ben ik een kei in, dus waarom zou ik iets anders proberen? Bovendien is er echt niets leuker dan het maken van een horrorfilm. Ik kan nu ook naar eer en geweten zeggen dat ik dik tevreden ben, het is een geweldig leven, al word ik in de Verenigde Staten niet beschouwd als een geweldige regisseur. Ik ben maar zo’n genrejongen, een horrorfilmer nog wel. Ik sta ietsje boven pornografie, niets meer dan dat. Men verwijt me dat ik afschuwelijke films maak en veel mensen denken daarom dat er met mijn bewustzijn en mijn ziel iets mis moet zijn. Stephen King vertelde me dat hij met dezelfde vooroordelen te maken heeft. Het deert me niet meer."
"En wat Hollywood betreft: ik heb niet echt iets tegen Hollywood en het systeem. Hollywood is geweldig voor me geweest. Het is net als elk ander zakenmilieu. Je kunt kritiek hebben op de zakenwereld, die verhard is. Die wereld draait niet meer om trouw en dwingt misschien minder respect af dan vroeger. Mensen worden overal gedumpt, afgesnauwt en geïntimideerd, dat geldt niet alleen voor Hollywood. Er is een uitstekend nieuw boek uit, ‘Hit & run’, daarin staat precies hoe het er in Hollywood tegenwoordig aan toe gaat. Het gaat erover hoe twee studiobonzen Sony voor miljoenen opgelicht hebben. Toen ik dat las dacht ik: ‘Boy, am I dumb!’. Die twee zijn grootmeesters in het verwerven van andermans poen. Uiteindelijk doe ik het ook voor de centen, ik ben een kapitalist en schaam me daar helemaal niet voor. Er was veel kritiek op onze gages voor Escape from L.A., men vindt niet dat we daar recht op hebben. Daar maken mensen zich vreselijk druk om. Je zou eerder verwachten dat christelijk rechts kritiek op de film zou hebben, maar voor hen is dit teveel een komedie. Het is vermaak en wordt door hen dus niet serieus genomen."

Nachtmerrie
De destructie van Hollywood in zijn film mag voor Carpenter misschien niets meer zijn dan een ironisch plaagstootje naar zijn broodheren, de inktzwarte extrapolatie van het oprukkende moralisme in de Verenigde Staten is een uiting van reële zorgen over recente ontwikkelingen.
"Hollywood en Los Angeles roepen bij Amerikanen nogal dualistische gevoelens op. Aan de ene kant kijkt menigeen vol bewondering naar Hollywood, men aanbidt de sterren. We steken dan ook veel tijd in het benadrukken van de glamour, om die bijna religieuze vervoering te voeden. Aan de andere kant wordt Hollywood aangevallen als het Sodom en Gomorra van nu, waar zedelijk verval en narcisme hoogtij vieren. Sommigen zien ons als kwaadaardig en corrumperend, omdat we verderfelijke nachtmerries op de wereld loslaten. Neem nu die rechtszaak van die kliek rond John Grisham tegen Oliver Stone, waarin Natural born killers wordt aangewezen als oorzaak van een moord. Een film wordt verantwoordelijk geacht voor een moord! Een film! Niet de dader, maar de film heeft het gedaan. Ongehoord!"
"Als ik terug ben in Hollywood ga ik met tien regisseurs en een aantal studiobazen over de kwestie praten. Ik ga voorstellen een waarschuwing in de openingstitels van films op te nemen: ‘Het bekijken van een film kan sommige toeschouwers ertoe aanzetten zich emotioneel te identificeren met sommige personages en/of handelingen. De makers dragen hiervoor geen verantwoordelijkheid.’ Zoals op medicijnen of sigaretten. Als je realiteit en fictie niet uit elkaar kunt houden, of er teveel in op gaat, heb je zelf een probleem. Wij veroorzaken dat niet en zijn daar ook niet op uit. Die rechtszaak illustreert een zorgelijke ontwikkeling in mijn land. Sinds de jaren tachtig is er een enorme toename van elke denkbare vorm van censuur op scholen, er zijn al talloze boeken verboden. Nu is het de beurt aan ons, de jacht op Hollywood is geopend. Ik voorzie een mogelijke terugkeer van de ‘production code’ (een in 1930 ingevoerd pakket van regels, bedoeld om films op morele gronden inhoudelijk aan banden te leggen — BvdP). Hollywood schikt zich dan weer gewoon naar de tijdgeest en gaat door met geld maken, wat dat betreft zijn we net pornografen."
"Uiteindelijk draait alles om die fascinerende Amerikaanse vraag: hoeveel vrijheid kunnen we verdragen? Volgens mijn vader, die tegen de tachtig loopt en beslist geen liberaal is, willen Amerikanen helemaal niet zoveel vrijheid. ‘Gimme some order, get rid of this freedom shit, I can’t deal with it.’ Dat is het credo. Als films dromen zijn, dan is Escape from L.A. mijn nachtmerrie. Maar met een kern van waarheid: ik kan in Los Angeles nu al geen sigaret meer opsteken."
Waarop de regisseur, net als Snake Plissken aan het slot van zijn film, er nog maar een aan de lippen zet. Amerika bloedt, Hollywood brandt, Carpenter rookt. Vive la France.

Bart van der Put

Mondo Bizarro, het wekelijkse cultprogramma van het Nederlands Filmmuseum op vrijdagavond, vertoont vanaf 1 november achtereenvolgens Assault on precinct 13, Halloween, The thing en Big trouble in little China, allen geregisseerd door John Carpenter.