JEF VAN DER HEIJDEN, FIETSER NAAR DE MAAN

Gestruikeld over een dode pastoor

De Nederlandse filmgeschiedenis is een relatief overzichtelijke aangelegenheid. Toch raakte een door de Filmkeuring verboden film uit 1967 in de vergetelheid. Ongewijde aarde van Jef van der Heijden blijkt een heel aardige film te zijn, en een fraai staaltje vroegtijdige fake bovendien. Huub van der Put volgde het spoor van de affaire en portretteerde de maker. Rehabilitatie van een vergeten filmmaker wil hij het niet noemen, wel een eerbetoon aan een bijzondere man.

De Filmkeuring sprak over gesol met lijken, maar in werkelijkheid ging het over gesol met beelden. Ongewijde aarde is het verhaal van de relatie tussen een kermisexploitant (Ton Lensink) en een vrijgevochten meid (Shireen Strooker). Zijn grote obsessie is een herbegrafenis van zijn vader, die aan de rand van het kerkhof in ongewijde aarde ligt begraven omdat hij zichzelf heeft verhangen. Al jaren probeert de zoon toestemming te krijgen van de plaatselijke pastoor, maar de geestelijke is onvermurwbaar. Pas als de pastoor onverwachts sterft, krijgt de kermisexploitant zijn kans: stiekem graaft hij het verse graf wat dieper en legt hij de kist van zijn vader onder die van de pastoor.
Niet iedereen was blij met de uithaal naar het katholicisme, maar de werkelijke verontwaardiging betrof eerder de vorm dan de inhoud. Van der Heijden maakte in zijn speelfilm gebruik van filmopnamen van de begrafenisstoet voor de pastoor uit zijn geboortedorp Hilvarenbeek. In de montage combineerde hij deze authentieke beelden met fictieve beelden van de twee hoofdpersonen: tussen de Brabantse rouwenden door vertelt Lensinks personage aan Strookers personage wat voor geweldige stunt hij die nacht op het kerkhof heeft uitgehaald. Dergelijk bedrog, inzake zo’n delicaat onderwerp, was ontoelaatbaar in 1967 en de Filmkeuring verbood de film in zijn geheel. Dankzij een door Van der Heijden aangevraagde herkeuring werd het verbod teruggedraaid. Wel wist de pastoorsfamilie een vertoningsverbod in Tilburg te bedingen.

Subtiele ironie
De affaire rond Ongewijde aarde betekende het einde van de speelfilmcarrière van Jef van der Heijden (1926). Zijn filmcarrière begon zes jaar eerder als regie-assistent en coscenarist van Bert Haanstra’s geflopte komedie De zaak M.P. (1960). In 1961 debuteerde hij met de lange jeugdfilm De laatste passagier (alias Kwikkie). In 1963 maakte hij Fietsen naar de maan, een curieuze ‘komedie’ met weinig structuur en een subtiele ironie die enigszins aan Alex van Warmerdam doet denken. Pers en publiek vonden het niets en de betrokkenen kregen ruzie: vanwege een verbod van coproducent P. Hans Frankfurther — nu vertegenwoordigd door zijn weduwe — kan de film tot op de dag van vandaag niet worden vertoond.
Hoogtepunt van Van der Heijdens bescheiden speelfilmoeuvre is Blauw licht (1966), een korte, autobiografische speelfilm over een familie in het verzet. Van der Heijdens vader en twee broers stierven in 1944 in Duitse kampen, zelf keerde hij na gevangenschap terug naar het ouderlijk huis, waar hij werd opgewacht door zijn zus. In kort bestek, met weinig woorden en sterke beelden, tekent Van der Heijden het trauma dat de hoofdpersoon — hijzelf — aan de episode zal overhouden. Na Ongewijde aarde verhuisde Van der Heijden naar Ierland en legde hij zich toe op het maken van opdrachtfilms. Miskend in zijn eigenzinnigheid, teveel overtuigd van zijn eigen talent, eenzaam strijdend tegen de rest van de wereld, zijn tijd vooruit in maatschappelijke en religieuze spot: Van der Heijden laat zich omschrijven als afgezwakte versie van Adriaan Ditvoorst.

Kevers
Ditvoorst kreeg van Thom Hoffman een postuum documentair portret, terwijl Van der Heijden nog gevolgd kon worden door Huub van der Put (1965). Zijn debuut Jef van der Heijden, Fietser naar de maan is een bescheiden documentaire, zowel in journalistieke als artistieke zin. Van der Put sloot vriendschap met Van der Heijden, logeerde in zijn Ierse huis in the middle of nowhere en liet hem met plakboeken in de hand vertellen over zijn grillige loopbaan.
Het verbod van Ongewijde aarde passeert met krantenkoppen de revue en wordt door Van der Put bijna achteloos behandeld. Van der Put: "Ik wilde die zaak niet groter maken dan het is, je kunt het zo makkelijk opblazen. Voor Van der Heijden was het verbod slechts een van de vele tegenslagen en conflicten waar hij mee te maken kreeg als filmmaker. Dit is geen documentaire over het Nederlandse filmklimaat in de jaren zestig, maar een portret van een man die zijn nek heeft uitgestoken en zichzelf in de weg zat."
Die aanpak leidt tot fraaie scènes waarin Van der Heijden zijn eigen werk bekijkt en becommentarieert. Bij maquettes van reusachtige kevers op een zandvlakte, voor een opdrachtfilm: "Wie zou dat nu nog doen voor één shotje?" Dat Jef van der Heijden een interessante, terecht door Huub van der Put gememoreerde bijdrage aan de Nederlandse film heeft geleverd lijdt geen twijfel. De vraag blijft alleen: hebben we weer een genie uit Nederland weggepest of heeft een querulant zijn biezen gepakt?

Mark Duursma

Ter gelegenheid van Jef van der Heijden, Fietser naar de maan vertoont het Nederlands Filmmuseum enkele films van Jef van der Heijden. Blauw licht wordt vertoond op 15 december, Ongewijde aarde op 24 december.