JALAN RAYA POS (DE GROOTE POSTWEG)

Bernie IJdis: De ontkleurde werkelijkheid van Indonesië

In de besprekingen van zijn documentaires is ‘associatief’ een terugkerend woord. De beelden vertellen bij Bernie IJdis het verhaal en gaan met elkaar in dialoog. Gesprekken met mensen duren in zijn films nooit erg lang en hij gebruikt principieel geen verteller op de achtergrond. “Ik wil voorkomen dat ik mensen expliciet moet gaan vertellen hoe de situatie is. Dat vind ik minder interessant.”

Bernie IJdis gaat er bij het draaien van zijn documentaires van uit dat een goeie kijker vanzelf tot conclusies komt en ziet dat dingen op een bepaald moment weer samenkomen. “Dan snap je misschien een bepaald feitje eerst niet, maar in een latere context komt het terug en dan besef je wat het was. Ik heb veel liever dat ze het zelf ontdekken en dat het dan op z’n plaats komt. De associaties gebruik ik om spanning en structuur aan te brengen, maar mijn films zijn niet puur associatief, op de manier zoals dat bij Johan van der Keuken veel meer het geval is.”
Hij begon zo’n tien jaar geleden met documentaires maken, zonder enige vooropleiding in het filmvak. Toen zijn eerste opdracht hem min of meer in de schoot werd geworpen had hij een aanleiding om zijn goed betaalde, maar onbevredigende baan in het bedrijfsleven op te zeggen. Alhoewel de onderwerpen van zijn films schijnbaar ver uit elkaar liggen hebben ze toch een duidelijke gemeenschappelijke noemer. IJdis: “Het zijn stuk voor stuk ‘portretten van samenlevingen’. In A dreamscape, gambling in America (IJdis’ vorige film, FS) gaat het om de Amerikaanse samenleving als de exponent van het vrije marktmechanisme en de consequenties die dat heeft voor allerlei mensen. Aan de ene kant diegenen die makkelijk kunnen doorstoten tot grote rijkdom en aan de ander kant de arme mensen waar zij het van moeten hebben. Het heeft bij mij altijd te maken met die twee polen. Hoe de twee groepen op elkaar inwerken. In mijn laatste film zie je hetzelfde gebeuren in Indonesië, waar een kleine, zeer corrupte toplaag op een vrij ernstige manier misbruik maakt van de onderlaag. In zekere zin zijn Amerika en Indonesië twee uitersten, maar in beide gevallen gaat het mij om de mensen die er niet toe doen. Zonder dat ik het pathetisch wil maken, kies ik voor de zwakkere. Daar ligt mijn hart. Ze hebben een soort menselijke puurheid die ik interessant vind. Ik heb niet de illusie dat ik met mijn films de wereld kan veranderen of bekeren, want dat lijkt me vrij hopeloos, maar ik wil het wel laten zien.”

Essay
De documentaire Jalan Raya Pos (De Groote Postweg) is zowel letterlijk als figuurlijk een filmisch essay. IJdis benaderde al in 1992 de door hem bewonderde Indonesische schrijver Pramoedya Ananta Toer met het verzoek of deze een essay wilde schrijven als basis voor een film. Toer is een ex-politieke gevangene wiens werk in Indonesië verboden is, maar die een grote internationale reputatie heeft. Het thema van de Groote Postweg sprak hem meteen aan. De duizend kilometer lange weg die langs de noordkust van Java loopt werd in 1809 door de Nederlander Daendels aangelegd en kostte aan duizenden Indonesiërs het leven. IJdis had weinig moeite om Toer te overtuigen van de metaforische betekenis van deze route. “Ik ging naar hem toe en vertelde hem wat ik wilde en wat er voor mogelijkheden in zaten. Die weg betekent heel veel voor Toer zelf, voor de geschiedenis van zijn land en voor de koloniale geschiedenis. Maar het ging me vooral om de manier waarop dat alles samenkomt in het nu. Hoe het nu heel duidelijk maakt wat er toen gebeurd is. De kleine man die vroeger onder de Nederlanders een anoniem slachtoffer was is het nu weer voor de huidige regering”, aldus IJdis.
In de vorm van een roadmovie, afgewisseld met opnames bij de schrijver thuis, ontvouwt zich langzaam een onthullend beeld van de huidige Indonesische samenleving, die voor de meeste westerse toeristen verborgen blijft. In de beslotenheid van het busje van de cameraploeg zingt een dissidente journalist een zelfgeschreven lied over de onderdrukking. Een krantenverkoper vertelt dat hij vroeger wel vier of vijf verschillende kranten las, maar nu nog maar één. De inhoud is toch gelijk en wordt voorgeschreven door de regering. De enorme rijkdom van een hoteleigenaar en zoon van een marineofficier steekt schril af tegen de broodmagere bedelaars die zich moeten wassen in de rivier. En een blinde man loopt gevaarlijk dicht langs de rand van de weg, met als enige hulpmiddel een rode vlag waarmee hij boven zijn hoofd zwaait om de toeterende bussen en vrachtwagens te waarschuwen.
“Die man met de rode doek? Dat is voor mij een belangrijk en veelbetekenend shot in de film. Die man staat natuurlijk voor de machteloze positie van de Indonesiër. Het geeft zonder veel woorden iets aan van de situatie. Het is ook het begin van een soort grimmigheid, een soort ontwikkeling in de film, waarin het ineens duidelijk wordt dat het echt een actueel probleem is waarmee ook Pramoedya zelf zit”, aldus IJdis.

Fictie
Iedere documentaire beweegt zich op de smalle grens tussen fictie en werkelijkheid. Dat een documentaire ook fictieve elementen in zich heeft is volgens IJdis onvermijdelijk. “Ik heb Pramoedya gevraagd om het essay te schrijven. Dat was de consequentie van mijn keuze om geen film over die weg te maken vanuit de Nederlandse geschiedenis, maar vanuit de optiek van iemand die er persoonlijk bij betrokken is. Dat is een keuze die toch behoorlijk dicht tegen fictie aanzit, want het is allemaal vantevoren bedacht. Iedereen die in de film zit zijn we weliswaar toevallig tegengekomen maar ze zijn wel tevoren als types door mij bedacht. Het stond voor mij bijvoorbeeld vast dat ik iemand wilde spreken die op de een of andere manier met het nepotisme te maken heeft. Zoals die zoon van een hoge marineofficier die 200 miljoen dollar heeft verdiend. Dat kan alleen maar door corruptie. Dat ik zo iemand wilde hebben was voor mij duidelijk, zonder dat ik wist waar ik hem zou vinden. Dat er bijna altijd een vorm van fictie in een documentaire zit, vind ik geen probleem.”
Zelf zal IJdis niet snel iets helemaal in scène gaan zetten, op de manier zoals hij dat wel eens bij zijn collega’s tegenkomt. “Op zich vind ik het wel grappig als mensen het doen. Ik zie het wel eens bij Heddy Honigmann en dan vraag ik me af of het wel of niet geënsceneerd is. Maar eigenlijk doet het er niet toe, want het zijn vaak zulke leuke scènes. Het is natuurlijk ook zoals het is, tenzij je feiten gaat verdraaien of dingen suggestief gaat vertellen met de bedoeling om mensen te manipuleren. Dan krijgt het een hele foute functie.”

Censor
De berichtgeving over de Indonesische samenleving wordt bijna volledig gecontroleerd door de Indonesische overheid. Ook IJdis had tijdens het filmen te maken met een vrouw die als censor het project van het begin tot het einde begeleidde. Althans, dat dacht ze. “De berichten die we hier krijgen, of het nu CNN is, de Nederlandse tv of de schrijvende pers, zijn gekleurd. Ik streefde er naar om een film te maken die ontkleurd was en die zou proberen om te laten zien hoe het werkelijk is. Om de censor om de tuin te leiden hebben we een paar dingen moeten doen om onszelf vrijheid te creëren. Toen we de eerste dag aankwamen hebben we zogenaamd gedaan of we heel erg vermoeid waren en last hadden van een hele zware jet-lag. We vertelden die vrouw dat we een week moesten uitrusten, maar in die week zaten we bij Pramoedya te filmen. Verder reisden we in twee busjes en we zorgden er dan voor dat we elkaar af en toe kwijt raakten en dat de walkie talkie stuk was. We konden haar dan helaas soms een hele dag niet vinden.”
Tijdens het interview met Toer ontving de dissidente schrijver een fax van het Ministerie van Justitie, met de mededeling dat ook zijn laatste boek verboden zou worden. De mogelijkheid van een inval was op dat moment niet uitgesloten. IJdis: “We hebben wel risico’s genomen. Kort na die fax was Pramoedya heel bang voor ons. Zelf had hij zo iets van: mij kan niks gebeuren. Maar hij waarschuwde ons dat als ze kwamen, ze heel hardhandig zouden zijn en er flink op los zouden slaan. Op dat moment voel je je wel ongemakkelijk.”
IJdis zelf zal na het uitkomen van de film wellicht Indonesië niet meer inkomen. Zijn film zal, zo verwacht hij, via hetzelfde illegale circuit waarlangs ook Toers boeken gekopieerd en gedistribueerd worden, zijn weg naar het Indonesische publiek wel vinden.

Rijke traditie
Terwijl de Nederlandse speelfilm jaarlijks voor haar bestaansrecht moet vechten hebben Nederlandse documentairemakers, met name ook in het buitenland, nog steeds een grote reputatie. IJdis’ vorige film A dreamscape, gambling in America draaide op een groot aantal festivals, met als hoogtepunt dat hij als openingsfilm fungeerde in een serie internationale documentaires in het Museum of Modern Art in New York. “Het is op het ogenblik heel normaal dat op festivals twee of soms zelfs drie Nederlandse documentaires te zien zijn, terwijl van de grote landen zoals Duitsland en Amerika maar één documentaire wordt gedraaid. En dan meestal ook nog in de categorie die de mensen het interessantst vinden. Mensen als Johan van der Keuken, Jos de Putter en Heddy Honigmann zijn buitengewoon succesvol in het buitenland”.
Zelf kreeg hij voor Jalan Raya Pos de volledige vrijheid van de VPRO en de film duurt bijna 2,5 uur. Een lengte die in het buitenland bijna overal ondenkbaar is. “Er zijn in Nederland natuurlijk ook allerlei problemen, zoals het feit dat het soms een bepaalde lengte moet hebben. Of dat men bepaalde onderwerpen niet interessant vindt, die wel een fantastische film zouden kunnen opleveren. Maar ik ben nu bezig om deze film in andere landen uitgezonden te krijgen. Ze kunnen je dan echter geen data toezeggen en over de lengte is ook nooit zekerheid. Als ik hem terugbreng tot twee uur heb ik meer kans en dat zijn dan nog de goeie uitzonderingen. Want in heel veel landen duurt een documentaire vijftig minuten en niet langer. De rest van het uur is bestemd voor commercials.”

François Stienen