IL DOLCE E L’AMARO

De maffia in scherpe teksten

  • Datum 04-11-2010
  • Auteur
  • Gerelateerde Films IL DOLCE E L’AMARO
  • Regie
    Andrea Porporati
    Te zien vanaf
    01-01-2007
    Land
    Italië
  • Deel dit artikel

De Italiaanse cinema is er nog lang niet mee klaar: de gangen van de maffia. In il dolce e l’amaro nu eens bekeken vanuit de onderste regionen.

De gevangenen schreeuwen en slaan met honkbalknuppels in hun handpalmen en tegen de randen van de overloop die langs hun cellen loopt. Van grote afstand zien we hoe ze alles uit hun cel naar beneden hebben gegooid. Het gejoel verstomt als de jongen Saro onzeker het hoge cellencomplex inloopt om zijn vader op te zoeken; nooit eerder kwam hij van Sicilië af. Langzaam beklimt hij de trap naar zijn gevangen vader, die al klaar staat om hem een sigaret aan te bieden. Wanneer Saro hem vertelt dat de bewakers hen allemaal zullen uitmoorden als er nog eens muiterij ontstaat, antwoordt zijn vader dat iemand die zoiets van plan is, het nooit vantevoren zou zeggen. Toch is dit de laatste keer dat Saro zijn vader zal zien.
De Italiaanse regisseur Andrea Porporati (1964) voegt met il dolce e l’amaro (‘het zoet en het bitter’) een film toe aan het maffia-genre, maar dan met een andere insteek. We volgen niet de gangen van de baas van de Cosa Nostra, maar die van het straatschoffie Saro (Luigi Lo Cascio, onder andere bekend uit la meglio gioventù, 2003), dat door de dood van zijn maffiose vader steeds meer in Het Web verwikkeld raakt. De film, die op het Filmfestival Venetië van 2007 in première ging, is Porporati’s derde lange speelfilm.

Kut-kaviaar
il dolce e l’amaro snijdt met scherpe dialogen. Soms zijn ze poëtisch en gaan over de macht van een hoge maffioso, die je kan dwingen de maan te zien in plaats van de felle zon, ook al moet je je ogen dichtknijpen. Dan weer vliegt in een met toeters en bellen versierde cel een uitspraak langs als "Het smaakt naar kut" bij het eten van kaviaar. Porporati schudt je steeds weer wakker zodra je je door het verhaal dreigt te laten meeslepen.
Opvallend is in dat kader ook het samenspel van cinematografie en muziek. Twee mannen en een oude moeder eten een ijsje; de camera zit er dicht op en je hoort een opzwepende wals. Als de baas de andere man vervolgens neerknalt, wordt dit vastgelegd van grote afstand en hoor je alleen een schot. Op die manier word je zelf een afstandelijke maffioso, die, zoals ze zichzelf omschrijven, "geen moordenaar is, maar zorgt voor gerechtigheid." Alleen bij Saro mag je betrokken zijn, want als hij een opdracht krijgt, kronkelt hij onder het bloed van een ander een lift uit en hijgt van paniek.
Maar niet alles laat zich even gemakkelijk veroveren. Sommige scènes lijken uit de lucht te vallen en blijken dan naderhand een keerpunt. En dan is er nog Saro’s vader, die je tijdens het kijken bijna vergeet, omdat je, net als Saro alleen nog denkt aan de maffia en je verloren liefde. Toch houdt hij altijd een oogje in het zeil. Niet voor niets heet ook Saro’s hond, net als zijn vader, Cumpari.

Laura van Zuylen