Häxan en Nosferatu met soundtrack van Art Zoyd

Weg met de kuisheidsgordels

Häxan

De vampier Nosferatu is nog steeds even angstaanjagend als tragisch. De heksen die de kont van de duivel kussen blijven opzienbarend. Nosferatu, eine Symphonie des Grauens en Häxan zijn bovendien voorzien van een opmerkelijke nieuwe muziekscore door de tegendraadse industrial-band Art Zoyd, die daarmee hun eigen symfonie van de horror componeerde. Samen met de films zijn zij te zien in Het Muziektheater in Amsterdam.

Wie eenmaal de schaduw van Nosferatu, de ondode, heeft gezien, kan hem niet meer uit zijn geheugen wissen. Zijn monsterlijke nagels, die gelijktijdig groeien met zijn verlangen naar de wellustige Nina, lijken te krassen over het filmbeeld. Ook Häxan (1922), de pseudo-documentaire over heksenvervolgingen van de Deen Benjamin Christensen, bevat lugubere, wonderschone beelden, maar omdat de film bijna nooit vertoond is heeft hij nooit de status gekregen van F.W. Murnau’s Nosferatu (1922).

De keuze van de Franse avantgarde-band Art Zoyd om juist bij deze films een nieuwe soundtrack te componeren, sluit aan op hun muziek die vol dreigend onheil en ontspoorde tonen zit. De score bij beide films is krachtig zonder bombastisch te worden, en meer vervreemdend dan beeldondersteunend. Ook de films omarmen het irrationele, en tonen met een zeker genot wat er gebeurt als mensen, in dit geval vrouwen, hun kuisheidsgordels aan de wilgen hangen. Dat liegt er niet om: ze geven hun lichaam aan satansgebroed en vampieren, waarmee ze de gereguleerde maatschappij het nakijken geven.

Duimschroef
De weduwe van Bram Stoker, de auteur van het Dracula-verhaal, beschuldigde Murnau van plagiaat, en eiste dat alle kopieën van Nosferatu vernietigd werden. De weerstand die Häxan ondervond was van een geheel andere aard: niet het volgen van een bekend verhaal, maar het tonen van subversieve, beledigende beelden leidde tot grote commotie. De film werd vervolgens vrijwel overal verboden, en pas in 1972 voor het eerst in Nederland vertoond, nadat hij enkele jaren daarvoor in Frankrijk was uitgebracht.

Reden voor alle ophef waren de weinig verhullende beelden van orgies, waarin wildgeworden heksen zich tijdens de sabbath innig lieten omhelzen door wanstaltige duivels. De scène is een illustratie bij de bekentenis van een heks, die haar folteraars, drie monniken, aan haar lippen heeft hangen. Het plezier dat Christensen beleefde aan het tonen van deze uitspattingen is overduidelijk. De kerkelijke instanties stoorden zich ook mateloos aan een scène waarin een andere, vraatzuchtige monnik wordt verleid door zijn huishoudster. Na een lustopwekkend heksenbrouwsel in zijn drank te hebben gegooid laat zij zich de graaiende handen van de godsvruchtige man lachend welgevallen. Opmerkelijk is Christensens slotpleidooi waarin hij de hekserij als een vorm van hysterie verklaart zoals we dat ook nu nog tegenkomen. Hier komen zijn achterhaalde opvattingen om de hoek kijken; in zijn tijd werden vele ziektes van vrouwen maar al te vaak ten onrechte afgedaan als hysterie.

Wellicht is de komische ondertoon en het moralisme van Häxan er de oorzaak van dat de film bij het publiek relatief onbekend is gebleven en niet tot de zwaargewichten onder de zwijgende klassiekers is gaan behoren. Bij oude prenten en gravures van bijvoorbeeld het heelal deinst Christensen er niet voor terug om een aanwijsstokje te gebruiken. Ook staat hij zichzelf van tijd tot tijd een grapje toe. Zo onderbreekt hij de film even om een van zijn actrices de duimschroef aan te draaien. Door middel van de tussentitels laat hij ons weten: ‘Ik zal u niet verklappen tot welke afschuwelijke bekentenissen ik deze vrouw heb gedwongen in minder dan één minuut.’ Zo verleidt hij ons tot een glimlach en ironiseert hij zijn voorgaande felle aanklacht tegen de inquisitie en al haar martelwerktuigen, waarbij zijn begrip voor de ketters overheerst. Eigenzinnige vrouwen, die huiveren van genot als zij hun verboden séances houden, maar door de autoriteiten worden teruggefloten en vermalen worden in de genadeloze molen van het rechtssysteem.

Verstikkende schaduw
De vrouwen waar Nosferatu het op gemunt heeft, willen ook eigenlijk niets liever dan zich losrukken uit de burgermaatschappij, en alle controle over zichzelf verliezen. Dat dit uiteindelijk tot zelfdestructie leidt maakt de aantrekkingskracht alleen maar groter.

Nosferatu – Eine Symphonie des Grauens

Tergend langzaam dringt het irrationele hun geordende wereld binnen. Als Nosferatu zijn begeerde Nina uiteindelijk drinkt, en de schaduw van zijn hand zich sluit boven haar hart, valt aan haar gezicht pijn en genot af te lezen. Toch zou pas later de traditionele opvatting van Dracula als versierder zijn intrede doen, want in Nosferatu zijn het vooral zijn afstotelijkheid en tragiek die in het oog springen. De fascinatie van Nina voor deze meelijwekkende figuur wordt daardoor minder verklaarbaar, maar des te krachtiger.

Net als Frankenstein en de tragische reus in The Amazing Colosssal Man (1957) heeft Nosferatu zichzelf niet gecreëerd, en allen worden door hun afwijkende gedaante aandoenlijke schepsels. Nosferatu kan niets anders dan zijn onverzadigbare tocht langs vers bloed afleggen, waardoor het ontsnappen uit een verstikkende omgeving bij voorbaat tot mislukken gedoemd is. Want zelfs de levende dode leidt aan determinisme. Met deze treurige wetenschap laat Nosferatu ons alleen, ondanks de ‘happy end’ van de eindtitels: “En op dat moment, als een mirakel, stierven de zieken niet meer, en de verstikkende schaduw van de vampier verdween met de ochtendzon.” Dankzij het celluloid zal zijn schaduw toch voortleven en rijst Nosferatu keer op keer uit zijn graf.


Nosferatu, Eine Symphonie des Grauens (F.W. Murnau, 1922), 11 april 1998, en Häxan (Benjamin Christensen, 1922), 12 april 1998, muzikaal begeleid door Art Zoyd, met een compositie van Gérard Hourbette en Thierry Zaboïtzeff. Om 20.15 uur in Het Muziektheater, Amsterdam.