Grace Jones: Bloodlight and Bami

Overal schuilt een performance in

In het spetterende, intieme Grace Jones: Bloodlight and Bami weet documentairemaker Sophie Fiennes de energie van popicoon Grace Jones perfect te vangen: springerig en all over the place.

Ze draagt een glitterjas en een zwarte hoed die over haar ogen valt als ze de Franse tv-studio inloopt. Opeens is ze omringd door jonge danseressen in roze lingerie. Terwijl ze vooraan in het midden op een kruk zit te zingen, draaien de meisjes om haar heen in een quasistoute choreografie. Professionaliteit ten top. Maar achteraf schreeuwt ze het in de kleedkamer uit tegen de set-manager: “Wie heeft dit bedacht? Ik leek wel een lesbische hoerenmadam!”

Dit is hoe we Grace Jones kennen. Een imposante verschijning die haar mening niet onder stoelen of banken steekt. Een vrouw die weet te beangstigen, terwijl we haar stiekem bewonderen. Mode, make-up en attitude zet ze precies zo in dat het feministisch theater wordt. Haar ogen kunnen vuurspuwen terwijl haar lach aanstekelijk schatert. De vrouw die ooit naakt op een feest verscheen, die een talkshow-host een hengst gaf toen ze zich genegeerd voelde. Grace Jones: Bloodlight and Bami toont ons de diva aan het werk, maar voegt een
dimensie toe die we niet eerder zagen: het zelfinzicht dat in haar hele performance schuilt.

Regisseur Sophie Fiennes nam eerder de Duitse kunstenaar Anselm Kiefer onder de loep (Over Our Cities Grass Will Grow, 2010) en zit samen met de rockheld onder de filosofen Slavoj Žižek op tweederde van hun trilogie over het medium film (de Perverts-serie). In Grace Jones vindt ze haar perfecte onderwerp: fotogeniek, theatraal, schaamteloos, exhibitionistisch. Een onderwerp dat de werkwijze van degene die haar vastlegt lijkt te dicteren. Maar in feite heeft Jones haar evenknie gevonden in een regisseur die niet geïnteresseerd is in de gebruikelijke met archiefbeelden doorspekte biografie. Het was aanvankelijk ook Jones die Fiennes benaderde voor een samenwerking. Fiennes kreeg volledige carte blanche. Jones hoefde geen beelden terug te zien, was alleen benieuwd naar het eindresultaat.

Dat eindresultaat is net zo spetterend als intiem. Fiennes versnijdt strakke super16-beelden van een optreden in Dublin met beelden van Jones en haar familie in Jamaica en werkbezoeken aan Parijs en New York. Soms loopt het geluid door en gaan flarden van een optreden hand in hand met studio-opnamen en een gesproken reflectie op haar eiland van herkomst. Sophie Fiennes begrijpt dat Jones’ essentie vangen niet zit in een lineaire vertelling, maar in springerigheid. In levenslust. All over the place zijn. Podium en privé lopen door elkaar.
Overal schuilt een performance in.

Juist door het showmanship te belichten vanuit haar persoonlijke leven, groeit de intrige twee kanten op. Terwijl we haar op het podium veelal tegen een gitzwarte achtergrond met gerichte spotlights zien bewegen, kost het steeds minder moeite er een onheilspellende Jamaicaanse zonsondergang in te zien, hoog in de bergen. Om met de diva zelf te spreken: “Dit is niet La vie en rose, dit is La vie en black.”