GODS AND MONSTERS

Een gestrande walvis

Ian McKellen en Rosalind Ayres wekken James Whale en Elsa Lanchester opnieuw tot leven

Waar Tim Burton de aftakeling van regisseur Ed Wood in zijn gelijknamige film buiten beschouwing liet, concentreert Bill Condon zich in Gods and monsters uitdrukkelijk op de nadagen van James Whale. De regisseur van de horrorklassiekers Frankenstein en The bride of Frankenstein wordt geportretteerd als een flamboyant homoseksueel die door Hollywood werd uitgekotst. Acteur Ian McKellen behoort er deze maand een Oscar voor te krijgen.

Toen het Filmuseum het honderdjarig bestaan van het filmmedium met een programma van 52 klassiekers opluisterde, klonk er onvermijdelijk gemor over de selectie, maar niet over de keuze voor The bride of Frankenstein. De film uit 1935 is het onbetwiste hoogtepunt van een lange en succesvolle reeks horrorfilms van de Universal studio, die begon met de zwijgende film The hunchback of Notre Dame om te eindigen in een serie komedies, waarin de monsters tot aangevers voor het komische duo Abbott & Costello werden gedegradeerd. Toen het duo zich in 1948 aan Frankenstein vergreep was het genie achter de eerste twee Frankenstein-films al lang en breed uitgerangeerd: regisseur James Whale (1896-1957) stapte in 1941 uit de filmwereld, naar verluidt uit onvrede met het keurslijf dat hem werd opgedrongen. Dat hij het horrorgenre niet echt serieus nam is aan zijn magnum opus goed te merken. Tegen de uitdrukkelijke wens van zijn opdrachtgevers en monstervertolker Boris Karloff in verluchtigde Whale zijn film met een flinke dosis inktzwarte humor, waarmee hij zijn tijd ver vooruit was.
Al gaf de Brit zelf de voorkeur aan zijn musical Showboat, hij ging de geschiedenis in als de maker van de twee klassieke Frankenstein-films, het fraaie The invisible man en de uitzinnige zwarte komedie The old dark house. In recente publicaties wordt Whale echter om andere redenen geroemd: hij zou de eerste regisseur zijn die zijn homoseksualiteit openlijk in grote Hollywoodproducties etaleerde. Of Whale zijn geaardheid inderdaad uitdroeg door het plaatsen van "opzichtige bloemstukken" in zijn decors, zoals biograaf James Curtis bijvoorbeeld suggereert, waag ik te betwijfelen. En dat vrouwen in zijn films vaak een puur decoratieve rol spelen valt een regisseur die in de jaren dertig andermans scenario’s moest volgen ook niet aan te rekenen.

Kinderwens
Schrijver Christopher Bram ging in zijn roman Father of Frankenstein nog een stap verder dan biograaf Curtis. Het boek dat aan de basis van Gods and monsters stond is een speculatieve reconstructie van Whale’s nadagen, deels feit en deels fictie. Die opzet gaf Bram en scenarioschrijver/regisseur Bill Condon de mogelijkheid Whale woorden in de mond te leggen. In boek en verfilming stelt de regisseur bijvoorbeeld dat de relatie tussen Victor Frankenstein en leermeester Praetorius in The bride of Frankenstein een homoseksueel karakter heeft: ze zijn een koppel met een kinderwens. Het levert een even prachtige als komische scène op, waarin de opnamen van de klassieker fraai gereconstrueerd worden, maar staat een vrije interpretatie van Whale’s meesterwerk flink in de weg. Waar Whale zich bij leven verzette tegen het predikaat horrorfilmer dient zijn oeuvre na zijn dood volledig door een roze bril bekeken te worden. Filmproducent David Lewis, die een langdurige relatie met Whale had, verzette zich in interviews altijd tegen dergelijke eenduidige beschouwingen en stelde dat de regisseur het openbare en privé-leven strikt gescheiden hield.
Hoe het ook zij, de invalshoek van Bram en Condon blijkt een bijzonder vruchtbare, want historische bezwaren daargelaten is Gods and monsters een prachtige film. De fictieve opzet brengt de gepensioneerde regisseur in contact met een jonge tuinman, met wie hij aanvankelijk uit puur seksuele motieven een vriendschap lijkt aan te knopen. Dat er meer achter schuilt, blijkt pas laat in de film en zorgt voor een bijzonder sterke en aandoenlijke ontknoping die hier onvermeld dient te blijven. Het voor de hand liggende motief zorgt eerder voor een reeks amusante botsingen tussen Whale en zijn huishoudster, die zich ernstig zorgen maakt over zijn zwakke gestel en zijn homoseksualiteit uit geloofsovertuiging afkeurt.

Tuinfeest
Uit alles blijkt dat Gods and monsters met veel liefde en respect gemaakt is. Het traumatische oorlogsverleden van WOI-veteraan Whale wordt goed uitgewerkt, het Beverly Hills van de jaren vijftig wordt fraai herschapen en het milieu dat Whale ontvluchtte wordt in een voor filmliefhebbers niet te versmaden tuinfeest heerlijk te kakken gezet, waarbij een goed getroffen Boris Karloff ook nog even voorbijschuift. Maar Gods and monsters is bovenal de film van Ian McKellen. De acteur, die eerder schitterde in de titelrol in Richard III en als donderpredikant in Cold comfort farm dodelijk grappig was, geeft Whale een perfect uitgebalanceerde dosis ijdelheid, humor, tragiek en aandoenlijkheid mee. Als hij er geen Oscar voor krijgt is dat een regelrechte schande.
Lynn Redgrave viel met haar vermakelijke rol als de nukkige huishoudster al in de prijzen bij de Golden Globes en lijkt daarmee verzekerd van een herhaling op het Oscar-gala. Tussen de twee veteranen houdt tuinman Brendan Fraser zich goed staande en dat is verrassend: tot op heden is hij vooral bekend door zijn titelrol in de beroerde Tarzan-parodie George of the jungle. Maar de grootste verrassing geldt de prestaties van regisseur en scenarioschrijver Bill Condon, die zich eerder in het horrorgenre roerde met het belabberde Candyman 2: Farewell to the flesh, een titel die in het propaganda pakket, pardon, de persmap van de film onvermeld blijft. Hij ontpopt zich zowaar als een getalenteerd dramafilmer, maar dat mag ook wel als je op de schouders van giganten als Whale en McKellen staat.

Bart van der Put