Gabrielle (Louise Archambault)

Samenwonen met Martin

‘Ik ben maar een gewone jongen…’ Ordinaire, het lied dat zo centraal staat in Gabrielle, vat de thematiek van de film samen en doet dat, zoals veel in dit Canadese docudrama, net iets té nadrukkelijk.

Sympathie overheerst, natuurlijk. Gabrielle is een film over een 22-jarige vrouw met een verstandelijke beperking die het liefst met haar eveneens mentaal gehandicapte vriendje Martin wil zijn. Regisseur Louise Archambault schets haar leventje in het zorgcentrum met oog voor detail en behandelt het verlangen van Gabrielle naar liefde, seksualiteit en autonomie delicaat.
Geïnspireerd door een televisieprogramma over een opvanggezin voor mentaal gehandicapten, deed Archambault langdurig onderzoek alvorens aan Gabrielle te beginnen. Dat onderzoek en de documentaire filmstijl leveren prachtige momenten op. De scène halverwege de film, bijvoorbeeld, waarin we honderden mentaal gehandicapten zien dansen en zingen, werd live opgenomen met de vaste bezoekers van een speciale karaokeavond. Haar hoofdrolspeelster vond Archambault in Les Muses, een kunstencentrum voor gehandicapten in Montréal.
Hoofdrolspeelster Gabrielle Marion-Rivard lijdt aan het Syndroom van Williams, heeft een motoriek en een lach die dat ook verraden, maar beschikt eveneens over een mooie zangstem en volop charme en energie. Met acteren had ze weinig ervaring, maar zonder haar was er geen film geweest. Opvallend genoeg wordt Martin gespeeld door een acteur zonder handicap (Alexandre Landry). De chemie tussen die twee is er niet minder om.

Voorspelbaar
Archambault weeft rond het koppel een verhaal met klassieke tegenstellingen en dilemma’s. Gabrielle en Martin zingen in een koor en bereiden zich samen voor op een groot optreden tijdens het Mondial Choir Festival in Laval. Martin mag Ordinaire zingen met zijn grote idool, de Canadese volkszanger Robert Charlebois. Dat de twee verliefd zijn, weet iedereen, maar wanneer ze in half ontkleedde staat samen worden aangetroffen heeft hun omgeving daar toch problemen mee. Martins moeder verbiedt haar zoon nog langer naar de koorlessen te gaan. Gabrielle’s zuster Sophie (Mélissa Désormeaux-Poulin) is toleranter, maar worstelt ondertussen met de vraag of ze haar zus wel achter kan laten om zich bij haar vriend te voegen die in India aan een ontwikkelingsproject werkt.
De progressieve en begripvolle begeleiders, het dilemma van de idealistische zus en Martins moeder die de rol van kwade pier vervult; de personages rond Gabrielle en Martin hadden wel iets minder voorspelbaar mogen zijn. Nadrukkelijkheid of schematisme heeft dit verhaal helemaal niet nodig. Sophie daagt Gabrielle op een gegeven moment uit te bewijzen dat ze voor zichzelf kan zorgen. Gabrielle die boodschappen doet bij de Indiër en opschept dat ze een beetje Hindi spreekt; Gabrielle die droomt van samenwonen met Martin en informeert naar de huurprijs van een appartement: dat zijn in hun eenvoud de meest optimistische en de meest hartverscheurende momenten in Gabrielle.
Dat Archambault teveel structuur probeert op te leggen waar observeren de fraaiste momenten oplevert, is vooral te merken in de finale. De cameo van Robert Charlebois tijdens het grootse optreden van het koor, is ongetwijfeld bedoeld als climax, maar doet de film geen goed. Opeens wringt zich een derde personage tussen Gabrielle en Martin: een performer die met zijn optreden en het valse sentiment in zijn teksten zorgt voor een slotakkoord dat van Gabrielle nou net maakt wat het niet moet zijn: een vertoon van goede bedoelingen.

Barend de Voogd