Eraser, Mission: Impossible, The Rock en Twister

Een hele zomer kermis in de bioscoop

The Rock

Met vier gelikte Hollywood-kaskrakers op rij begint het Nederlandse zomeraanbod verdacht veel op het Amerikaanse te lijken. Voor een goed verhaal bent u bij The Rock, Mission: Impossible, Eraser en Twister aan het verkeerde adres. Alles draait om actie, spektakel en sensatie.

Onlangs kreeg het in Hollywood gesitueerde pretpark van de Universal-filmstudio er een nieuwe attractie bij: ‘The Jurassic Ride’. Gebaseerd op Jurassic Park (1993) voert de kermisrit het publiek langs levensechte dinosaurussen. De productiekosten lagen met 110 miljoen dollar enkele tientallen miljoenen hoger dan die van de film.

Volgens generaal Norman Schwarzkopf, die met Steven Spielberg de eerste rit mocht maken, was het geld goed besteed: de Golfoorlog-veteraan ging bij de ride nog harder uit zijn bol dan bij de movie. Waarmee ‘Storming Norman’ onbewust de essentie van de in Hollywood-jargon tot blockbuster bestempelde zomerfilm aangeeft: plot en personages zijn bijzaak, alles draait om de kicks.

Schwarzkopfs bijzit bij de eerste rit staat te boek als hoofdverantwoordelijke voor het ontstaan van de blockbuster. Spielbergs Jaws was in 1975 de eerste film die in de Verenigde Staten meer dan honderd miljoen dollar opbracht. Als gevolg van die doorbraak nemen de grote studio’s met minder geen genoegen meer en blijft geen middel onbenut om de concurrentie te overtroeven.

Dat de productiekosten daarbij soms de recette van Jaws benaderen of zelfs overschrijden doet er tegenwoordig niet meer toe: Twister (1996) kostte 78 miljoen dollar en bracht alleen al in de openingsweek 58 miljoen op, Mission: Impossible (1996) haalde in zes dagen tijd een recordopbrengst van 75 miljoen, waarmee het productiebudget meteen was terugverdiend. De recette van de openingsweek is van doorslaggevend belang, want de studio’s brengen hun grote kanonnen allemaal in het zomerseizoen in stelling. Het aanbod is zo groot, dat een film hooguit twee weken het rijk alleen heeft voordat de volgende kaskraker eroverheen dendert.

Vandaar dat men van een blockbuster twee- tot drieduizend kopieën uitzet en minstens 25 miljoen dollar in de reclamecampagne steekt. Met zulke bedragen in het achterhoofd is het niet verwonderlijk dat de films zelf zijn uitgegroeid tot een genre op zich. Ze moeten voldoen aan hooggespannen verwachtingen en het publiek massaal uit de stoel blazen. De tijd die Spielberg in Jaws nam om zijn personages uit te werken tot echte mensen van vlees en bloed ligt reeds lang achter ons, de moderne blockbuster wordt bevolkt door stereotypen die van het ene hoogtepunt naar het andere rennen. Je moet er toch niet aan denken dat iemand zich bij zo’n film zou kunnen vervelen.

Twister

Onvermijdelijke ondergang
Het meest stereotiepe personage uit de vier blockbusters die deze zomer in Nederland te zien zijn is terug te vinden in Twister. In de film van Jan de Bont jagen twee concurrerende wetenschapsteams op tornado’s. Ze proberen de destructieve wervelwinden zo dicht mogelijk te naderen om meetapparatuur in het oog van de storm te plaatsen.

De motivatie van dit kamikaze-gedrag heeft bij het goede team, de helden van de film, een humanitair karakter: ze hopen dat de uitkomst van hun onderzoek een beter waarschuwingssysteem oplevert, zodat er voortaan minder doden zullen vallen. Voor de leider van het slechte team is dit bijzaak, hij is uit op persoonlijk gewin. De door Cary Elwes vertolkte booswicht ontstijgt geen moment de status van een slecht uitgewerkte karikatuur. Zijn team bestaat uit een stel vage schaduwen in een karavaan zwarte auto’s met geblindeerde ramen. Dat het hier tornado-voer betreft is meteen duidelijk. Hun onvermijdelijke ondergang had echter heel wat meer impact gehad indien het geen karikaturen, maar echte mensen waren geweest.

Bij het goede team ondernemen De Bont en scenarioschrijvers Michael Crichton en Anne-Marie Martin nog een poging echte personages neer te zetten, maar ook hier ontkomen ze niet aan karikaturen. De kleurrijkste figuur van het stel oogt alsof hij net drie dagen Woodstock achter de rug heeft, de held en aanvoerder vertrouwt volledig op zijn boerenverstand om de baan van de tornado’s te voorspellen: hij laat een handvol zandkorrels vallen en weet precies waar hij naartoe moet. Dit aardmens wordt gespeeld door Bill Paxton, een acteur die het best tot zijn recht komt in excentrieke en komische bijrollen, maar die hier en eerder in Apollo 13 (1995) met een tamelijk kleurloze hoofdrol is opgezadeld. Teamgenoot Helen Hunt, vooral bekend van de tv-serie Mad About You (1992–2019), kampt met hetzelfde probleem.

De makers van The Rock (1996), Eraser (1996) en Mission: Impossible omzeilen het aan filmische kermisritten inherente probleem van summier uitgewerkte personages door grote sterren in te huren. Het doet er niet toe wat voor mensen Sean Connery, Arnold Schwarzenegger of Tom Cruise spelen, door hun imago is meteen duidelijk wie ze zijn en waar ze voor staan.

Van de drie sterren is Sean Connery in The Rock aanvankelijk het vermakelijkst, want zijn personage is eigenlijk gewoon de oude James Bond die dertig jaar geleden tot levenslange gevangenisstraf werd veroordeeld. Nicolas Cage krijgt in dezelfde film ook een aardige introductie als sympathieke Beatles-fan, maar wanneer de twee samen ten strijde trekken tegen een muitende generaal verdringt non-stop actie iedere schijn van echte personages en roept Connery ook nog eens “I’m too old for this”, eerder tot vervelens toe te horen uit de mond van Danny Glover in drie delen Lethal Weapon (1987-1993).

Eraser

Monumentale gatenkaas
Omdat een blockbuster het publiek voortdurend om de oren slaat met spectaculaire actie en trucages worden niet alleen de personages, maar ook de plot naar de achtergrond verdrongen. Daarbij vallen nogal eens gaten in het verhaal. Zo bevinden Arnold Schwarzeneggers tegenstanders in Eraser zich het ene moment met een dode piloot in een neerstortend vliegtuig en lopen ze in de volgende scène weer ongeschonden rond. En dat is nog maar een klein blokje van de monumentale gatenkaas die Eraser heet. Net zoals aan de plot van Mission: Impossible, gebaseerd op de gelijknamige tv-serie uit de jaren zestig met een onnavolgbare reeks intriges rond spionnen, dubbelspionnen en driedubbelspionnen, geen touw valt vast te knopen.

Beschouwd naar conventionele maatstaven zijn de zomerkrakers vier gammele holle vaten die veel kabaal veroorzaken en geen enkele diepgang hebben. Maar conventionele maatstaven zijn niet berekend op de essentie van de blockbuster: de film is even goed als het geboden spektakel. Wat dat betreft heeft The Rock niets nieuws in petto. De laatste film van het producentenduo Jerry Bruckheimer en wijlen Don Simpson, eerder verantwoordelijk voor Top Gun (1986), Beverly Hills Cop (1984), Bad Boys (1995) en Crimson Tide (1995), is een Alle 13 Goed-compilatie uit hun oeuvre, aangevuld met een schaamteloze kopie van de mijnkarretjes-race uit Indiana Jones and the Temple of Doom (1984) en een auto-achtervolging die het midden houdt tussen Jade (1995) en GoldenEye (1995).

Ook Eraser biedt weinig nieuws: de duurste film van het kwartet is een opvallend ouderwetse Schwarzenegger, die ver achterblijft bij de Terminator-films. De plot draait om een futuristisch wapen, dat in het begin voor veelbelovend spektakel zorgt, maar verder onbenut blijft. Daarnaast komt Eraser een vroegtijdig hoogtepunt niet meer te boven: een ijzersterke scène waarin Arnold het in vrije val tegen een jumbojet opneemt is zo opwindend dat de conventionele climax vol wapengeweld volledig wordt overschaduwd.

Mission: Impossible

Kanaaltunnel
Twister en Mission: Impossible beschikken daarentegen over een voorbeeldige opbouw. De whizzkids van de trucagestudio ILM, bekend van onder veel meer Jurassic Park, bezorgden Jan de Bont met hun prachtige tornado’s een sterke troefkaart. Hun omvang en destructieve kracht neemt in het verloop van de film steeds meer toe en De Bont zit er met de camera voortdurend bovenop. In combinatie met de oorverdovende geluidsband levert dat een welhaast fysieke ervaring op.

De fysieke pluspunten van Mission: Impossible betreffen niet het publiek, maar het lichaam van Tom Cruise. De titel wordt volledig waargemaakt: Cruise doet dingen die in het echte leven onmogelijk zijn, met als hoogtepunt enerverend stuntwerk bovenop een TGV in de Kanaaltunnel. Knokpartijen op het dak van een rijdende trein zijn niet nieuw, maar wat hier gebeurt slaat alles. Een inbraak in een zwaar beveiligde kluis is ook al eerder vertoond, maar wordt met een vette knipoog naar Stanley Kubricks 2001: A Space Odyssey (1968) een even fascinerend als spannend schouwspel.

Het meest opzienbarend aan Mission: Impossible is misschien wel dat een geheel op het kermispubliek toegesneden spektakelstuk onmiskenbaar de signatuur van Brian De Palma draagt. Dat uitgerekend de Hitchcock-adept er het best in slaagt een reeks eendimensionale personages en onwaarschijnlijke gebeurtenissen tot een goed geoliede machine samen te ballen is veelzeggend. Hitchcock zelf liet met North by Northwest immers al in 1959 zien hoe het moet. Destijds draaiden de spectaculaire avonturen van Cary Grant om een gestolen microfilm, bij Tom Cruise is de inzet een computerdisc. Hoezeer de blockbuster ook een nieuw tijdperk in de cinema inluidt, sommige dingen veranderen nooit.