De zwarte meteoor

Stervoetballer in Almelo

Voetballer brengt leven in de brouwerij

In De zwarte meteoor wordt een zwarte Zuid-Afrikaanse voetballer de trots van de Almelose club Heracles. Zijn vriendschap met een Twentse puber vormt de rode draad in deze oer-Hollandse vertelling, die de sfeer van de jaren vijftig oproept.

In een tijd waarin voetbal bijna een nieuwe religie is geworden, is de premisse van het in de jaren vijftig gesitueerde De zwarte meteoor een verademing. Niet de glamour, het geld of de doodsaaie tactische bespiegelingen van analisten staan centraal, het voetbal is hier nog stevig verankerd in zijn functie van vermaak voor de hardwerkende arbeider op de vrije dag.

We volgen een jaar uit de puberteit van Felix (Erik van der Horst), een slimme knaap die zich probeert te ontworstelen aan het bedompte klimaat van Almelo. Wanneer de Zuid-Afrikaanse voetballer Steve Mokone (Jet Novuka), bijgenaamd de zwarte meteoor, de plaatselijke trots Heracles komt versterken, raakt Felix bevriend met de zwarte sterspeler, die hem enkele wijze levenslessen geeft. De naar een sterke vaderfiguur smachtende Felix durft zo in opstand te komen tegen zijn vader (Peter Tuinman), leert de liefde kennen en meet zich beetje bij beetje een eigen identiteit aan, wat er uiteindelijk voor zorgt dat hij zich ontworstelt aan de kortzichtigheid die zijn geboorteplaats in een greep houdt.

Het is een aansprekend gegeven, net zo fraai als de titel, die klinkt als een spannend jongensboek: maatjes worden met je idool, ontdekken hoe de wereld der volwassenen in elkaar steekt en het ervaren van de eerste vlinders in de buik. De meeste personages in De zwarte meteoor zijn sympathiek en stralen een aandoenlijke levenslust uit, en volgens de regels van het spel staat er natuurlijk een snoodaard aan de andere kant van de lijn: Schouten (Gijs Scholten van Aschat), de kapitaalkrachtige voorzitter van Heracles, die als directeur van een grote fabriek de voornaamste werkgever in Almelo is.

Ballonvaart
Het basisidee van De zwarte meteoor is perfect geschikt voor een Hollands coming-of-age drama. De degelijkheid van de jaren vijftig, de spruitjeslucht en het statige taalgebruik worden allemaal overtuigend neergezet door de in oer-Hollandse sferen gespecialiseerde regisseur Guido Pieters. Maar uiteindelijk keert juist dit element zich tegen de film: vanwege een gebrek aan ironie of sterke individuele scènes kabbelt de film voort in de oubollige sfeer.

De escapades van Felix’ nymfomane buurvrouw (Angelique de Bruijne) zijn na één keer bepaald niet boeiend meer en onwaarschijnlijke scènes zoals een idyllische ballonvaart over het Twentse landschap worden zo realistisch gebracht dat het fantastische karakter ervan doodbloedt. Maar vooral enkele krakkemikkig uitgewerkte subplots vallen te betreuren; met het latente racisme van de Almelose burgerij en de ontluikende jeugdcultuur had veel meer gedaan kunnen worden. Nu lokken de losse eindjes bij de kijker onverschilligheid uit, al zijn de eerste tekenen van voetbalvandalisme op originele wijze vormgegeven. Hier daagt de woeste supporter de speler die zijn favoriet ernstig blesseert nog gewoon uit, waarna beiden de mouwen opstropen en het conflict na de wedstrijd letterlijk wordt uitgevochten.

Het debuut van de zestienjarige Erik van der Horst dwingt bij tijden respect af maar in enkele gênante scènes blijkt een hoofdrol voor hem te hoog gegrepen. De parmantige tred van de Zuid-Afrikaanse acteur Jet Novuka is amusant en zijn onverwoestbare optimisme is aanstekelijk, maar in lange dialoogscènes komt hij nogal houterig over, en de doorgaans betrouwbare Peter Tuinman slaat de plank ook enkele malen stevig mis. Alleen Gijs Scholten van Aschat weet te imponeren met zijn doortrapte personage, vooral wanneer hij in een van de weinige echt krachtige scènes Felix een enorm pak slaag geeft.

De structuur van de raamvertelling, die overigens sterk aan Giuseppe Tornatore’s Cinema paradiso (1988) herinnert, is wat rudimentair uitgewerkt. Dat wreekt zich in het in potentie sterke slot, waarin Mokone na tientallen jaren naar Almelo terugkeert en de emoties hoog oplopen maar niet beklijven.

Hoongelach
Het staat vast dat producent Matthijs van Heijningen en regisseur Guido Pieters, die zich de laatste jaren met tv-werk bezig heeft gehouden, weer eens een commerciële hit kunnen gebruiken. Maar of dat met deze film gaat lukken mag betwijfeld worden, ook wanneer men de slogan ‘Hij leerde hem voetbal, maar vooral leven’ in aanmerking neemt. Pieters’ regie is plichtmatig en hij weet de film niet naar het niveau van een meeslepende vertelling te tillen terwijl het verhaal daar toch alle aanleiding toe geeft. De regisseur beheerst de formele kanten van het filmmaken volledig, zo heeft hij in het verleden met onder meer Ciske de Rat (1984) en Op hoop van zegen (1986) bewezen, maar vooral het speelse karakter van zijn episode uit Zwaarmoedige verhalen voor bij de centrale verwarming (1975) zou hier veel goed gemaakt hebben.

De zwarte meteoor is gebaseerd op het gelijknamige boek van sportcommentator Tom Egbers, die zich met een gastrolletje als wedstrijdspreker moeilijk zal kunnen distantiëren van het eindresultaat. Wellicht roept zijn aandeel hoongelach op bij voetballiefhebbers die zijn bijdragen aan het tv-programma Studio Sport niet kunnen waarderen. Maar dat teken van afkeuring zou niet geheel terecht zijn, want ondanks alle tekortkomingen is De zwarte meteoor een sympathieke film en een goedbedoelde poging om de naïeve charmes én de kleinburgerlijkheid van de jaren vijftig te laten contrasteren met hedendaags cynisme.