DE KLEINE BLONDE DOOD

Jean van de Velde: Emoties zijn niet het domein van een selecte groep

  • Datum 11-10-2010
  • Auteur
  • Gerelateerde Films DE KLEINE BLONDE DOOD
  • Regie
    Jean van de Velde
    Te zien vanaf
    01-01-1993
    Land
    Nederland
  • Deel dit artikel

Een maand na Vals licht gaat de volgende Nederlandse film in première. De kleine blonde dood is eveneens losjes gebaseerd op een recente vaderlandse bestseller, eveneens uitgebracht door Concorde Film en eveneens gemaakt door een 35-jarige regisseur. Veel verder reiken de overeenkomsten niet. Waar Theo van Gogh elke gevoeligheid uit zijn film weert, richt Jean van de Velde al zijn inspanning juist op de emotionele verovering van zijn publiek. "Ik wil emoties vertellen en ik wil dat het toegankelijk is." De regisseur over ontroering, schrijven en vakmanschap.

Toegankelijk zijn de gevoelens in De kleine blonde dood zeker. Het betreft dan ook een herkenbaar en tot de verbeelding sprekend gegeven: de aanvaarding en het verlies van een kind. De korte roman van Boudewijn Büch verscheen in 1985 en werd sindsdien gevolgd door twaalf herdrukken. In zijn scenario verschuift Van de Velde de aandacht van jeugdherinneringen naar het heden van de hoofdpersoon.
Valentijn Boecke is een jonge dichter. Met zijn door alcohol gekleurde, gespeeld onverschillige voordrachten is hij succesvol in het clubcircuit. Hij wentelt zich in de rol van gedoemde kunstenaar: seks en drugs en rock ’n roll (de rechten van de Rolling Stones waren te duur, het werd Harry Muskee) is alles wat hij nodig heeft. Deel een van deze trits leidt echter tot een volkomen onverwacht en ongewenst vaderschap. Valentijns weigering om vader te zijn komt voort uit een nogal vervormde jeugd, die werd gedomineerd door een onberekenbare, agressieve vader met een onvermogen tot genegenheid. Deze man werd op zijn beurt gekweld door een uitzonderlijk oorlogstrauma. Aanvankelijk is er voor Valentijn geen reden zijn leven te wijzigen, maar als blijkt dat de moeder het niet aan kan besluit hij de opvoeding van zijn zevenjarige zoon over te nemen. Hier ligt het zwaartepunt van de film: de relatie tussen vader en zoon. Wreed wordt de relatie verstoord als het kleine blonde joch door een combinatie van ongeval en ziekte komt te overlijden. "You’re out of touch, my baby. My poor discarded baby" zingt Mick Jagger in het eerste van de elf motto’s bij Büch. Van de Velde geeft de vader ruim de tijd om zijn arme kind af te leggen.

Hoe voorkom je dat het melodrama wordt, of ben je daar niet huiverig voor? Van de Velde: "Melodrama en sentimenteel worden als negatieve termen beschouwd en zo ervaar ik ze ook wel. Ik associeer het met uitmelken van verdriet en slechte smaak. Voor mij wordt de film nooit sentimenteel, wel zo emotioneel mogelijk. Ik heb zelf kinderen, en dankzij hen realiseer je je hoe verschrikkelijk kwetsbaar je bent. Een partner die overlijdt is natuurlijk ook verschrikkelijk, maar dat blijft een ander. Een kind is een deel van jezelf. De kiem die ik uit het boek heb gedistilleerd is het gevoel van iemand die heel graag van zijn kind wil houden maar niet weet hoe hij dat moet aanpakken. Dat is de emotionele leidraad die ik gedurende het maken steeds heb vastgehouden. Juist emoties zijn herkenbaar, je moet ze zo maken dat ze voor een aantal groeperingen herkenbaar zijn."

Waarom? "Omdat ik het prettig vind om mensen te emotioneren. Emoties zijn niet het particuliere domein van een selecte groep. Bovendien is dit verhaal niet voorbestemd voor een enkeling. Ik zou niet weten wat je er aan zou moeten doen om het elitairder te maken. De volgende stap is dat je het met een soort smaak en intelligentie vertelt."

Bewerking
Een week na het verschijnen van De kleine blonde dood kocht producent Rob Houwer de rechten. Het plan werd aan verschillende mensen voorgelegd, totdat het met kerst 1988 bij Jean van de Velde terechtkwam. Hij vond het een mooi boek — "niet briljant geschreven, maar buitengewoon helder en direct in zijn emoties" — en schreef een brief aan Houwer waarin hij beschreef waar het voor hem over ging. Dat sloeg aan en Van de Velde begon aan een scenario. Hij heeft geen contact meer gehad met Boudewijn Büch over de bewerking ("Die had geen zin in dat gezeur. Zolang de vader maar geen NSB’er werd vond hij alles best.") maar wijzigde het verhaal behoorlijk.

Waarom is de homoseksualiteit van de hoofdpersoon verdwenen? "Daar is geen heel bewuste reden voor, maar we waren bang dat het verwarrend zou werken. Het is geen issue, je zou het alleen gebruiken als zijlijn die de aandacht afleidt van de hoofdlijn. In het boek is er bijvoorbeeld ook sprake van dat de vader de hoofdpersoon in zijn jeugd seksueel heeft misbruikt. We hebben dat weggelaten omdat anders de relatie van Valentijn met zijn zoontje meteen ook een beetje tricky wordt."

De belangrijkste wijziging ten opzichte van het boek is dat heden en verleden van plaats zijn verwisseld. "Ja, mij gaat het vooral om de ontwikkeling van Valentijn als vader tegen wil en dank. Dat is wat me aansprak: iemand die het mooie, maar ook de keerzijde van genegenheid en liefde leert kennen. Bovendien bleek dat verschillende scènes uit de jeugd van de hoofdpersoon steeds weer dezelfde boodschap overbrachten en dus helemaal niet nodig waren. Eerst was er nog een plan voor een flash back-structuur, maar op een gegeven moment hebben we de knoop doorgehakt en er een proloog van gemaakt. In die eerste acht minuten kan ik alles kwijt wat ik over het verleden wil laten zien."

Heeft Büch de film al gezien? "Nee, en hij wil het eigenlijk ook niet zien. Ik heb daar alle begrip voor. Het is een zeer persoonlijk verhaal en het lijkt me absoluut schizofreen om anderen in die rollen te zien. Hij was wel van plan om een keer met baard en zonnebril naar de middagvoorstelling te gaan."

Te kort gedaan
De kleine blonde dood wordt gepresenteerd als ‘de film van Rob Houwer en Jean van de Velde’. Bovendien wordt de indrukwekkende, tamelijk wonderlijke credit ‘algehele supervisie’ geïntroduceerd om de verdiensten van Rob Houwer aan te duiden. Hoe zit dat precies met de taakverdeling tussen regisseur en producent? Van de Velde: "Tijdens de mixage vroeg Rob: van wie is die film nou eigenlijk? Ik zei: van ons allebei. Dat meen ik ook oprecht, er is werkelijk sprake van een gelijkwaardige inbreng. De laatste paar weken voor het draaien, de opnamen zelf en de acteursregie had ik natuurlijk helemaal zelf in de hand, maar tijdens het werken aan het script en later met de montage en mixage was de steun van Rob onmisbaar. Misschien voelt Rob zich een beetje te kort gedaan door de manier waarop het in het verleden ging. Aan de vier films van Paul Verhoeven die in de top tien van Nederlandse films staan leverde hij een belangrijke bijdrage, die echter nooit erkend wordt. Onze werkwijze is wel totaal verschillend. Rob wil alles, tot in de kleinste details, onder controle hebben. Ik probeer juist ruimte te creëren zodat anderen beter kunnen zijn dan ik zelf kan zijn."

Jean van de Velde verliet in 1977 voortijdig de Filmacademie. Ironisch genoeg was hij tot voor kort, vijf jaar lang, als docent aan die opleiding verbonden. Mede uit onvrede over de groei van de school is hij er nu weer vertrokken, iets dat hij ook zijn leerlingen altijd aanried. "In principe moet je daar zo snel mogelijk weer weg. Je kunt het in 1, 2 jaar leren en als je dan nog blijft moet je een goede reden hebben. Je leert toch het meest van elkaar, uitwisselen wat je wilt en niet wilt. Het gevecht om een film te kunnen maken is zo groot dat als je niet een paar mensen hebt om op terug te vallen je het al snel opgeeft."
Dus richtte Van de Velde samen met René Seegers en Leon de Winter de Eerste Amsterdamse Filmassociatie van 1980 op. Onder auspiciën van het idealistische produktiehuis regisseerde Van de Velde De afstand (1981) en Parfait amour (1985). De intolerante houding van met name De Winter jegens alles wat niet tot de Associatie behoorde en het verlangen juist meer met andere mensen te werken deden Van de Velde de Associatie verlaten. Al snel volgde het scenario voor Van geluk gesproken. Tegelijk met de voorbereidingen voor De kleine blonde dood schreef Van de Velde voor Oeroeg van Hans Hylkema en de vijfdelige tv-serie ‘Bentinck’. Ben Verbong begint binnenkort met de opnamen van een origineel script, de thriller De hittegolf.

Wat is leuker, schrijven of regisseren? "Ik ben gaan schrijven om een betere regisseur te worden, dat is altijd de inzet geweest. Omdat je afhankelijk bent van wat er geschreven is kun je dat vak maar beter zelf onder de knie krijgen, dan creëer je een soort onafhankelijkheid. Het prettige van schrijven vind ik dat ik het lekker thuis kan doen. Voor mijn gevoel is schrijven ook creatiever, echt vanuit niets iets maken. Regisseren is amorfer, er zijn vijf of zes belangrijke disciplines die alemaal hun bijdrage leveren. Het leuke van regisseren vind ik dat mensen dingen verzinnen die beter zijn dan die jij had bedacht. Ik heb het vermogen noch de ambitie om mensen precies te zeggen hoe het moet. Ik probeer zoveel mogelijk te inspireren. Ik hou de hoofdlijn in de gaten en vooral ook de acteurs, maar ik zal een cameraman niet vertellen welke lenzen hij moet gebruiken. Bij De kleine blonde dood heb ik, wat techniek betreft, steeds voor de meest eenvoudige mogelijkheid gekozen. Het verhaal is er niet naar om met de vorm slimmer te willen zijn dan de inhoud. Vroeger legde ik de prioriteit bij de vorm, nu niet meer."

Toegankelijkheid
Terugkijkend op de beginperiode van de Assocatie ziet Van de Velde als voornaamste verschil met nu een gegroeid vakmanschap. Vol bewondering spreekt hij over ‘script editors’ die, nadat er Amerikaanse belangstelling was getoond voor het scenario van De hittegolf, feilloos analyseerden waarom bepaalde dingen wel zouden werken en andere niet. Hij geniet van de onontkoombare emotionele manipulatie van Terms of endearment, een film die hij elk jaar vertoonde op de Filmacademie en steeds weer alle weerstand wist te breken. Dat is het soort vakmanschap dat door Van de Velde wordt nagestreefd. Hij gaat er van uit dat vakmanschap de omslag betekent naar een groter publiek.

Een breed publiek bereiken is mooi, maar perfecte beheersing van het ‘ambacht’ om ontroering op te wekken kan leiden tot bloedeloze en gelikte films. Juist gebrek aan kennis kan zeer levendige films opleveren. "Zeker, dat werkte ook in het voordeel van De verwording van Herman Dürer en De afstand. We wisten toen nog niets van scenario’s en acteursbehandeling. Toch hecht ik nu meer aan toegankelijkheid en het bereiken van mensen. De garantie dat het oprecht blijft is het feit dat ik naast mijn vakmanschap alleen kan beschikken over mijn eigen emotionaliteit. Tot nu toe heb ik alleen nog maar dingen gedaan die ik graag wilde en waar ik door geëmotioneerd werd."

Zijn er in De kleine blonde dood geen momenten geweest waar je concessies hebt gedaan? "Geen een. Geen een. Ik heb hoogstens concessies gedaan aan wat ik vakmatig nog niet genoeg beheers als regisseur. Daar zijn dingen bij waarvan ik denk: verdomme, dat moet volgende keer anders. Maar nooit in emotioneel of inhoudelijk opzicht. Ik kan me dat gewoon niet permitteren, want — nogmaals — emotionaliteit is naast vakmanschap het enige waar ik op terug kan vallen."

Vind je het jammer dat het zo lang duurt voordat je weer een nieuwe film kunt maken? "Nee hoor. Ik had van de zomer een regie kunnen doen, maar daar heb ik nee tegen gezegd. Ik heb een gezin, daar wil ik van genieten. Ik film voor mijn plezier. Ik ben geen carrière aan het bouwen met meteen 3, 4 films achter elkaar. Die innerlijke drang ken ik niet. Mijn enige innerlijke drang is om dat te doen wat ik leuk vind."

Mark Duursma