Das Leben der Anderen

Barsten in de staat

Op de val van de Berlijnse Muur is door filmmakers tot nu toe best vrolijk gereageerd. Florian Henckel von Donnersmarck wil het in zijn droomdebuut Das Leben der Anderen toch eens serieus over die Oostduitse politiestaat hebben.

De ‘ossie’-komedie Good Bye, Lenin! (2003) van Wolfgang Becker draaide om een zoon die zijn verzwakte moeder — een DDR-activiste die uit een coma was ontwaakt — voorhield dat de DDR nog bestond. Het was een liefdevolle leugen waarin de zoon steeds verder verstrikt raakte. Hilarisch was zijn jacht op Oostduitse augurken, en zijn ijver om alle tekenen van het oprukkende kapitalistische westen uit het gezichtsveld van zijn moeder te houden.

Minder bekend, maar eigenlijk leuker was Sonnenallee (1999) van Leander Haussman, over een groepje tieners dat in de jaren zeventig rondhangt in de Sonnenallee, de straat die door de Muur in tweeën is gesplitst. Micha en zijn vrienden zijn aan de verkeerde kant van die straat terechtgekomen, in het oostelijke deel. En natuurlijk, er is Marxistische indoctrinatie op school en agenten van de Stasi, de geheime politie sluipen overal rond, maar de feestelijke truc van Sonnenallee is om altijd slimmer te zijn dan die Stasi-agenten.

Met Das Leben der Anderen verschijnt er voor het eerst een groot en gevoelig drama over het leven in de Deutsche Demokratische Republik. De debuterende Duitse scenarist en regisseur Florian Henckel von Donnersmarck ging als kind, samen met zijn ouders, regelmatig de streng bewaakte grens over om familieleden in Oost-Berlijn te bezoeken. Wat hij in zijn mooie debuutfilm over het leven in een politiestaat, of zeg maar gerust een totalitair systeem, zo goed heeft weten te treffen, is de angst.

Vrijpartij
We hebben het over een wereld waarin een verkeerde grap je de kop kan kosten. En dan gaat de regisseur uitgerekend bij die kleine grijze muis, die man die totaal met het systeem lijkt vergroeid, om moraal en menselijkheid vragen. En hij geeft ze natuurlijk niet voor niets een schrijver en een actrice om te bespieden, twee kunstenaars die hem zullen raken, met spel en muziek, met feestjes en vrijpartijen.

Dat de film al een jaar lang alle mogelijke prijzen in de wacht sleept, onlangs nog de publieksprijs in Rotterdam, en op het moment van schrijven afstevent op die Oscar voor beste buitenlandse film, heeft met het intelligente, spannende verhaal te maken dat aanvoelt als een instant klassieker, en met de trieste blik van Ulrich Mühe als Hauptman Gerd Wiesler aka HGW XX/7.

En anders dan met al die andere mensen die de afgelopen tijd in de levens van anderen rondspookten, gebeuren er met nummer HGW XX/7 heel mooie dingen. Met Jackie, de Engelse bewakingsbeambte in Red Road van Andrea Arnold, is het behoorlijk afzien. Ook met Koistinen, de Finse bewaker in Kaurismäki’s Lights in the Dusk, is het dweilen met de kraan open. Rubén, de zwijgzame lijfwacht van de Argentijnse politicus in El custodio is zelfs zo toegewijd dat hij zijn eigen identiteit totaal dreigt te verliezen. Het moment waarop Rubén dit zelf beseft, kan hij eigenlijk niet meer verder, al hoop je nog op een wonder. Zo’n wonder dat HGW XX/7 overkomt.