Crouching Tiger, Hidden Dragon

Uit de maat

Vliegdansen

Er was een Amerikaanse arthouseregisseur van Taiwanese afkomst voor nodig om de spectaculaire Chinese zwaardvechtersfilm voor de westerse filmwereld te herontdekken. Of: imitatie van een filmgenre maakt nog geen genrefilm.

Aan het begin van de jaren negentig groeide de cinefiele aanhang voor oriëntaalse filmfantasieën als A Chinese Ghost Story (1987), The Heroic Trio (1992) en Saviour of the Soul (1992), maar ondanks retrospectieven van Hongkong-genrecinema op festivals, bleven reguliere bioscoopreleases uit.

De HK-gangsterfilm, in genrekringen aanbeden als ‘heroic bloodshed‘ en met Woo’s nu klassieke The Killer als blauwdruk, had zijn bloeddoordrenkte handvuurwapenduels in een ongekend lyrische stijl voor op de cultureel moeilijker overdraagbare parallelle werelden van de fantasy en martial arts.

In een tijd waarin de Chinese box office wordt gedomineerd door Hollywood-actiefilms en lokale romantische komedies komt de in Amerika residerende Taiwanees Ang Lee, regisseur van intieme drama’s als Sense and Sensibility en The Ice Storm, met Crouching Tiger, Hidden Dragon, een variant op het aloude martial arts-genre. Het blijkt echter geen pure Chinese zwaardvechtersfilm, of wuxia pian, maar een lapjesdeken van verwesterd episch melodrama en de genrecinema zoals Ang zich deze uit zijn Taiwanese jeugd herinnerde.

Eén essentieel aspect verloor hij daarbij uit het oog: de gemiddelde in Hongkong geproduceerde genrefilm wordt in twee tot drie weken voor een grijpstuiver en meestal geïmproviseerd gedraaid én gemonteerd. De hyper-energie die daarbij onder tijdsdruk en budgettaire restricties vrijkomt, vloeit in het uiteindelijke werk. Zonder de vaak absurde productieomstandigheden in Hongkong en China zou de filmhistorie nooit een John Woo, Tsui Hark of Ching Siu-Tung gekend hebben.

Ang daarentegen draaide zijn klassieke verhaal over het legendarische zwaard Het Groene Lot en haar respectievelijke bezitters (Chow Yun-Fat, Michelle Yeoh, Zhang Ziyi) onder duidelijk luxueuzere condities op exotische locaties in China, met als paradoxaal gevolg dat zelden dezelfde vonk overspringt als bijvoorbeeld tijdens Once Upon a Time in China (1991), Fire Dragon (1994) of de briljante genrevariant What Price Survival? (1991).

Waanzin
De dramaturgie is mede dankzij de Amerikaanse co-scenarist James Schamus veruit solider dan die in een willekeurige HK-film, waarvoor het script niet zelden nog tijdens de draaitijd in elkaar wordt gesleuteld. In de actiescènes mist Crouching Tiger ondanks de gevechtschoreografie van meester Yuen Woo Ping (Fire Dragon, Tai Chi Master, The Matrix) echter het heilige Aziatische vuur. Wie snel tevreden is en graag kijkt naar dynamisch door de lucht buitelende mensen, hoeft hier niet verder te lezen; alles is tenslotte relatief — vooral deze recensie. Maar waar Tsui Hark in bijvoorbeeld The Blade zelfs een dialoogscène nog opwindend regisseerde, ontbeert de cerebrale Ang de inventiviteit en broodnodige waanzin van een echte genrefilmmaker. De ‘vliegscènes’ zijn dan ook merkwaardig steriel en afstandelijk.

Fnuikend blijkt de koppeling van HK-cameravirtuoos Peter Pau aan de in onafhankelijk drama gespecialiseerde Amerikaanse editor Tim Squyres. Pau, die parels fotografeerde als The Bride with White Hair (1993), Saviour of the Soul en Anna Magdalena (1998), kan met te weinig zoevende tracking shots, te veel statische close-ups en ontnuchterend natuurlijk licht (waar zijn die fantastische, oogverblindende primaire kleuren gebleven?) niet het bravoure van de Chinese zwaarvechtersfantasie reproduceren. De montage, die vooral tijdens de ballet-achtige gevechtsscènes een ononderbroken pas-de-deux behoort te maken met het camerawerk, danst uit de maat en getuigt van bitter weinig affiniteit met het materiaal.

Sluimerende passie
Natuurlijk belet Angs respect voor het genre — onder meer af te lezen aan de casting van martial arts-veterane Cheng Pei Pei als intrigante en moordenares — dat de film tot op het niveau van een chinoiserie daalt. De confrontaties van de furieus vechtende jongedame Zhang Ziyi (in Zhang Yimou’s The Road Home nog met haar voeten vast op Terra Mao) met respectievelijk veterane Michelle Yeoh en zwaardmeester Chow Yun-Fat zijn gepeperde staaltjes martial arts. Met name het duel tussen Chow en Zhang op zwiepende boomkruinen is een feest om te zien en krijgt door zijn zwaartekracht tartende natuur iets poëtisch.

Het is Ang Lee’s eigenlijke forté, de acteursregie, die ervoor zorgt dat de mythische figuren van Zhang, Yeoh en Chow ondanks hun capriolen gaandeweg van vlees en bloed worden, zoals ook de personages in de films van meester King Hu (A Touch of Zen, Raining in the Mountain) dat altijd werden. Jammer dat de film niet meer gezamenlijke scènes met Chow en Yeoh bevat, want juist die spaarzame momenten bezitten een warmte en sluimerende passie die mij nog het meest zijn bijgebleven.

Crouching Tiger, Hidden Dragon zal voor vele bioscoopbezoekers een nieuwe ervaring betekenen, maar alleen vanwege het treurige feit dat geen van zijn veruit superieure voorgangers onze reguliere bioscopen bereikte.