COP LAND

James Mangold: Liever ouderwets & oprecht dan modern & ironisch

  • Datum 02-11-2010
  • Auteur
  • Gerelateerde Films COP LAND
  • Regie
    James Mangold
    Te zien vanaf
    01-01-1997
    Land
    Verenigde Staten
  • Deel dit artikel

Met Cop land heeft James Mangold ieders hart gestolen in Hollywood. De 33-jarige regisseur die vorig jaar opmerkelijk debuteerde met de bescheiden en veelgeprezen film Heavy zal niet alleen de geschiedenis ingaan als de man die Sylvester Stallone de kans gaf met zijn imago te breken, hij slaagde er bovendien in voor zijn ensemblestuk Robert De Niro en Harvey Keitel te strikken. Namen die de meeste beginnende filmmakers niet eens op hun verlanglijstje durven te zetten. Mangold, tijdens een ontmoeting met de pers in Los Angeles: "Ik denk dat ze mijn script wel goed vonden."

Mangolds script speelt zich af in een stadje in New Jersey, waar Newyorkse politieagenten zich na gedane zaken in alle rust terugtrekken. Freddy Heflin (Stallone), die zelf graag deel had willen uitmaken van de New York Police Department, maar door een slecht oor nooit verder is gekomen dan sheriff van het plaatsje, ziet met een mengeling van bewondering en afkeer toe hoe de tough guys uit de stad zich iedere avond verzamelen in de lokale kroeg om niet alleen te drinken, maar ook om dubieuze zaken te doen. Freddy sluit zijn ogen voor de alom zichtbare corruptie en concentreert zich goedmoedig op zijn taken: bemiddelen bij burengekibbel, het verkeer regelen en retourneren van verloren knuffelbeesten. Wanneer een jonge agent twee zwarte jongens doodschiet en door de hele gemeente wordt gedekt, krijgt Freddy het echter aan de stok met een inspecteur van Internal Affairs (Robert De Niro), die de waarheid boven water wil krijgen. Voor het eerst wordt Freddy gedwongen een standpunt in te nemen.

Andere Stallone
Deze tragische, passieve hoofdrol van Stallone, die voor de gelegenheid zo’n zeventien kilo aankwam, is het meest opzienbarende aan Cop land en is voor de Amerikaanse media aanleiding onuitputtelijk te filosoferen over deze gewaagde stap van het actiefenomeen. Toen Mangold via een gemeenschappelijke agent vernam dat Stallone het script had gelezen en geïnteresseerd was in de rol van Freddy was hij zelf ook verbaasd: "Ik begreep niet dat een man die carrière heeft gemaakt met films waarin hij met één hand vrachtwagens en vliegtuigen tegenhoudt, een personage zou willen spelen dat verstoken is van wapens en zo lang twijfelt over de vraag of hij nou wel of geen actie moet ondernemen."
Maar zijn nieuwsgierigheid naar ‘de andere Stallone’ was nog groter. "Ik had in zijn vroege films veel van de kwetsbaarheid en de tederheid gezien die ik in dit personage wilde zien." De regisseur liet echter wel weten, nog voordat een eerste ontmoeting had plaatsgevonden, dat Stallone zijn lichaam moest laten ‘verdwijnen’: de gespierde en gebronsde icoon in een sheriffpak kon hij op geen enkele manier in zijn verhaal kwijt. "Het eerste wat ik hem hoorde zeggen toen we elkaar ontmoetten was ‘ik kom wel aan’", grapt Mangold achteraf. Maar hij blijft nuchter onder de heisa die men maakt over de tijdelijke metamorfose van zijn ster: "Ik denk niet dat ik Stallone dik heb gemaakt, ik wilde alleen zijn spieren weghalen. Als ik hem echt dik had willen hebben dan was ik veel verder gegaan."

Straatveger
Hoewel in zijn film het Newyorkse politiecorps in-en-in rotte appels bevat, waaronder een slinkse Harvey Keitel die onwaarschijnlijk smerige streken uithaalt en een verbijsterend arrogante, onnadenkende Michael Rapaport, denkt de regisseur niet dat hij een beeld schetst waar ‘New York’s finest’ over zal vallen. "Kijk, bijna iedereen in de film is politieagent, dus niet alleen de slechterikken, ook de helden." Mangold, die zelf opgroeide in een stadje dat grotendeels werd bewoond door politieagenten en brandweermannen die in New York City werkten (tegenwoordig is het Newyorkse agenten overigens niet meer toegestaan buiten de stad te wonen), voelt zelfs een sterke sympathie voor de hedendaagse grootsteedse agent.
"Wat ik heb willen laten zien is dat het leven van een politieagent tegenwoordig, althans in Amerika en in stedelijke gebieden in het bijzonder, behoorlijk ondankbaar is. De buurtagent was vroeger iemand tegen wie iedereen opkeek, maar dat is niet meer zo. In de publieke opinie is de politieagent nauwelijks meer dan een straatveger. Geen kwaad woord over straatvegers, maar agenten zetten iedere dag hun leven op het spel. Bovendien blijkt uit hun salaris geen enkel respect van de overheid. En van het juridisch systeem hoeven ze ook al weinig te verwachten: je pakt iemand op van wie je weet dat ie tot het einde van zijn leven niets dan ellende zal veroorzaken en als je een week later door dezelfde straat komt is ie weer terug. Ik neig het werk van politieagenten in slechte stadsbuurten te beschouwen als ‘van 9 tot 5 Vietnam’: er wordt van je verwacht dat je voor weinig geld je leven riskeert in een behoorlijk zinloze oorlog."
Naar eigen zeggen zag hij geen mogelijkheid in zijn verhaal politieagenten uitgesproken te verdedigen, maar Mangold laat de cynische, verbitterde Keitel de kern raken in een emotionele uitbarsting waarin hij spreekt over een wereld waarin ‘de agent de dader is en de echte dader het slachtoffer’, een wereld dus waarin alles op z’n kop staat. "De enige plek waar ze broederschap en een zeker begrip kunnen vinden, is bij elkaar", zegt Mangold. Dat noemt hij zelf het meest interessante aspect van zijn film.
Toen hij voorbereidend onderzoek deed bij Internal Affairs — de interne divisie die het handelen van de politie zelf onderzoekt — legden medewerkers van deze afdeling hem uit dat er slechts een heel klein percentage ‘foute’ agenten is. "Er zijn ontzettend veel agenten die iedere dag met trots hun werk doen, op tijd klokken, zich aan de wetten houden en levens redden, maar tegelijkertijd ‘foute’ collega’s kennen en weten wat die doen, maar het niet zullen vertellen. Die zwijgcode en loyaliteit interesseren me. En de contradictie dat je, hoewel je een afkeer hebt van die mensen die de reputatie schaden van alle goede, dappere agenten, je ze niet zult aangeven. Uit angst, of loyaliteit of vanwege het gevoel dat je daarmee een broeder uitlevert aan juist die hogere instanties die doorgaans weinig sympathie voor je hebben."

Ongeloolijk arrogant
Tijdens het schrijven van het scenario, waarmee hij al was begonnen voordat Heavy was voltooid (produktiemaatschappij Miramax ging met hem in zee na het zien van enkele losse scènes uit die film), had Mangold geen specifieke acteurs voor ogen. Hoewel, bij de hoofdrol dacht hij aan een van zijn helden, Van Heflin, niet toevallig de naamgenoot van hoofdpersoon Freddy. "Hij was te zien in Shane en 3:10 to Yuma, hij is al een jaar of 25 dood. Het is natuurlijk het mooist om rollen op het lijf van acteurs te kunnen schrijven, maar het is wel ongelooflijk arrogant om, wanneer je in je eentje thuis zit te werken, te denken dat Robert De Niro uiteindelijk in je film zal zitten." Maar het onwaarschijnlijke gebeurde: voor zijn tweede film wist Mangold een topzware cast om zich heen te verzamelen.
En dat terwijl hij, naast zijn script en enthousiasme, slechts het bescheiden budget van twintig miljoen dollar te bieden had (een bedrag dat Stallone gewoonlijk in zijn eentje in zijn zak steekt). De regisseur beschouwt hun wens om met hem te werken dan ook als een "onbeschrijflijke gift" en noemt zichzelf een "heel, heel gelukkige man". Die dankbaarheid lijkt hem hier en daar parten te hebben gespeeld: Mangold heeft zich in zijn regie voornamelijk op Stallone geconcentreerd (wiens rol tevens de meest interessante en uitgewerkte is) en lijkt bij acteurs als De Niro en Keitel vooral te hebben vertrouwd op hun grote staat van dienst. Hun kwaliteitsgarantie levert in dit geval dan ook geen grote verrassingen op.
Overigens lijkt het Mangold niet eens zoveel moeite te hebben gekost om dit ensemble bij elkaar te krijgen. Studio Miramax stemde meteen in met Stallone, niet in de laatste plaats omdat die zich bereid verklaarde — evenals de overige leden van de cast — voor een habbekrats te werken. Daaruit volgden als vanzelfsprekend andere gerenommeerde namen. Mangold: "Iedereen, Sly [Stallone] zelf incluis, wist dat we niet, laten we zeggen, Arnold Schwarzenegger als Internal Affairs-inspecteur moesten hebben. Het was duidelijk dat acteurs die een sterke reputatie hebben in dit soort films, ertoe zouden bijdragen dat mensen Sly en zijn poging om de perceptie van hem te veranderen, serieus zouden nemen."
Om ieder mogelijk misverstand uit de weg te ruimen: de casting van Stallone is dan ook op geen enkele manier ironisch bedoeld. "Deze film is een western, een fabel", zegt Mangold. "Het enige wat ik wilde was een ouderwetse film maken. Ik kijk veel naar oude westerns, naar films met James Cagney, Edward G. Robinson, Burt Lancaster en altijd denk ik ‘mijn hemel, deze mensen stonden ergens voor, zij betekenden iets’. Een deel van de hedendaagse Amerikaanse cultuur waar ik me absoluut, maar dan ook absoluut niet mee verbonden voel is dat tongue-in-cheek postmodernisme, dat niets-betekent-iets. Dat loopt op dit moment door zo’n beetje iedere film: elke actie- of liefdesscène, iedere daad van heroïsme eindigt met een spitsvondigheid, die de hele scène betekenisloos maakt. Alles is blijkbaar cooler als we op de een of andere manier aan het eind kunnen denken ‘o, het is maar bullshit’. Ik noem het de ‘David Lettermanization’ van de wereld. Ik heb mijn tongue niet in mijn cheek, ik wil oprechte films maken."

Remke de Lange