Caesar Must Die

Mooi gespeeld; nu terug in je cel

Caesar Must Die

De Taviani-broers spelen een uitdagend spel met schijn en werkelijkheid in hun Gouden Beer-winnaar Caesar Must Die.

Je ziet het al aan de manier waarop ze het applaus in ontvangst nemen. Een ferme schouderklop, een vuistslag in de lucht: zo win je een sportwedstrijd of een tv-quiz misschien, maar het is zeker niet hoe een Shakespeare-acteur doorgaans reageert op een ovatie. Het zijn dan ook geen professionals, de acteurs die daarnet Julius Caesar ten tonele hebben gevoerd. Wie ze wel zijn, wordt met een lichte schok duidelijk op het moment dat het hele gezelschap door geüniformeerde bewakers van het podium af wordt geleid. Eén voor één verdwijnen ze vervolgens achter een dikke stalen deur. Mooi gespeeld: nu terug in je cel.

Ze zitten in het maximum security-gedeelte van de Rebibbia-gevangenis in Rome, en ze zitten er lange, soms levenslange straffen uit. Voor de afleiding, en misschien in de hoop dat ze er betere mensen van worden, werken ze hier jaarlijks onder leiding van regisseur Fabio Cavalli aan een theaterproject. Zo kwam het, dat de broers Taviani in het gevangenistheater van Rebibbia een opvoering zagen van teksten uit Dante’s Inferno, en er zo van onder de indruk raakten dat ze de directeur benaderden om een film te maken. In de gevangenis, met de gedetineerden en met Shakespeare’s Julius Caesar als uitgangspunt. Want ambitie, verraad, moord en vergelding, dat zijn onderwerpen waar de veroordeelden, merendeels voormalige maffiosi, wel mee uit de voeten kunnen. Oude vriendschap die het moet afleggen tegen het collectief belang: tragiek die volop aanwezig is in het leven van een beroepscrimineel. In deze setting staat de historische moord op Caesar ineens niet zo ver meer van een afrekening met een clanlid dat zich te eigenmachtig opstelt.

Sleutel
Caesar Must Die speelt een uitdagend spel met realiteit en fictie. Dat het moeilijk is te bepalen wat het een is en wat het ander, blijkt al uit het feit dat de film her en der als documentaire wordt bestempeld. Op het eerste gezicht lijkt hij dat ook te zijn: een registratie van de voorbereidingen voor een theatervoorstelling in een gevangenis. Totdat je je realiseert dat de gedetineerden zichzelf spelen — veroordeelde criminelen die in de huid kruipen van Shakespeare’s personages. En dat het onderdeel van het drama is wanneer de acteur die de rol van Brutus speelt, vertelt dat zijn claus (zijn passage in de toneeltekst) hem herinnert aan wat een vriend ooit tegen hem zei. Trouwens, als het gezicht van deze Brutus je misschien vagelijk bekend voorkomt: dat klopt. Salvatore Striano speelde in 2008 al een rolletje in Gomorra, wat het begin vormde van een vooralsnog bescheiden acteercarrière, nadat hij in 2006 vrijkwam uit Rebibbia. Voor de opnamen van Caesar Must Die keerde hij speciaal terug naar de plek waar hij zijn straf uitzat wegens banden met de maffia.

Kunst is liegen om de waarheid te vertellen: in het Shakespeariaanse drama dat de Taviani’s creëren, vormt het imaginaire de sleutel tot begrip van de werkelijkheid. Niet in de laatste plaats voor de acteurs zelf. Zoals hun persoonlijke geschiedenis lading geeft aan de dramatische karakters, zo geven de dilemma’s die Shakespeare beschrijft diepte aan hun persoonlijkheden. Je ziet hoe ze in hun rol een deel van hun eigen persoon en geschiedenis mythologiseren. Hoe ze woorden aangereikt krijgen voor morele twijfels die ze zichzelf nog nooit eerder hadden veroorloofd. En dat is fascinerend om naar te kijken. Dat fictie altijd mede vormgeeft aan de werkelijkheid, werd uitgerekend in datzelfde Gomorra zo prachtig pijnlijk naar voren gebracht in een episode over twee vrienden, die scènes uit Scarface naspelen terwijl ze dromen over een eigen misdaadimperium. Een fatale fantasie, natuurlijk. Was het met deze knullen minder slecht afgelopen wanneer ze Brutus, Caesar of Marcus Antonius hadden uitgekozen om zich aan te spiegelen? Zou Shakespeare ze hebben geholpen om de misdaad op een andere manier en in al zijn complexiteit te bekijken, en zouden ze dan misschien hebben besloten er maar vanaf te zien? Hypothetische vragen over fictieve personages. Maar de mannen in Rebibbia zijn echt. En de troost die het theater ze biedt, komt voor sommigen in zekere zin te laat. Zoals een van hen het verwoordt: “Sinds ik de kunst heb leren kennen, is deze kamer pas echt een cel voor me geworden.”