Buena Vista Social Club

Schraal portret van swingende oudjes

Het is een mooi verhaal: de Amerikaanse gitarist en componist Ry Cooder – altijd in voor een muzikale ontdekkingsreis – reisde naar Havana, waar hij een groep oude, in de vergetelheid geraakte Cubaanse meesters van de son en de bolero van de straat plukte. Hij bracht ze zes dagen samen in een studio en nam een album op waarvan een jaar later wereldwijd meer dan een miljoen exemplaren verkocht waren: Buena Vista Social Club.

De bejaarde musici – enkelen van hen waren de zeventig al ver gepasseerd – hadden nooit kunnen denken dat ze nog zo’n succes zouden meemaken. De gelegenheidsformatie trad twee keer op voor een uitverkocht Carré in april 1998, en besloot de korte wereldtour met een concert in Carnegie Hall, New York. Aangestoken door de enthousiaste verhalen van Ry Cooder over diens Cubaanse avontuur zag Wim Wenders stof voor een muziekdocumentaire.

Cooder en Wenders zijn oude bekenden: in 1984 schreef Cooder de befaamde muziek voor Paris, Texas, en dertien jaar later mocht hij de klus herhalen voor The End of Violence. Twee jaar na de opnamen van het album Buena Vista Social Club reisde Cooder terug naar Havana, ditmaal om een soloalbum op te nemen met één van zijn sterren, de zanger Ibrahim Ferrer. Wenders volgde hem, woonde de opnamen bij, sprak met de musici, en reed door Havana. Dit alles werd vastgelegd met enkele digitale camera’s, evenals de optredens van de band in Amsterdam en New York.

Rum en parfum
De trip leverde ruim zeventig uur filmmateriaal op. Teruggebracht tot speelfilmlengte is het resultaat schraal te noemen. Buena Vista Social Club is een vlekkeloze documentaire, dat wel. Havana wordt volop uitgebuit als decor; wie kent inmiddels niet uit talloze andere films de afgebladderde grandeur van de gebouwen, het woeste zeewater dat over de boulevard klotst, en de trotse, eeuwig vrolijke bewoners. Altijd goed voor fraaie beelden.

Ook de hoofdpersonen, de bescheiden en tegelijkertijd ijdele musici, mogen er zijn. Het zijn bijna wandelende anekdotes: de 91-jarige levende legende Compay Segundo, die zich voorstaat op zijn viriliteit; de 71-jarige Ibrahim Ferrer, die met zijn veel jongere vrouw in een krot van een huis woont, waar hij een beeld van de heilige Lazarus dagelijks voorziet van rum, merengues en parfum; en de 79-jarige pianist Rubén González, die eigenlijk met pensioen was, maar zijn door artritis geplaagde vingers maar eens opnieuw over de toetsen liet gaan. Met als gevolg dat hij voor het eerst in zijn lange carrière ook een soloalbum heeft opgenomen.

Nog een zevental andere musici komt aan bod. Ze mogen allemaal vertellen waar ze geboren zijn, en hoe ze in de muziek terechtkwamen. Samen maken ze, schijnbaar moeiteloos, de meest fantastische muziek, die terecht de film van begin tot eind overheerst. Helaas is Buena Vista Social Club een saaie film. Dat ligt vooral aan de rechtlijnige opzet. Het kabbelt maar door, de praatjes met deze en gene, en nergens gaat het dieper dan feitelijke informatie en wat grappenmakerij. De meeste anekdotes waren al te lezen in het boekje dat de cd begeleidt. Wenders heeft zich er wel erg gemakkelijk vanaf gemaakt, en bewijst dat mooie muziek alleen geen bezienswaardige muziekdocumentaire oplevert.