BUDDHA’S LOST CHILDREN

Wat van ver komt is lekker

  • Datum 07-10-2010
  • Auteur
  • Gerelateerde Films BUDDHA’S LOST CHILDREN
  • Regie
    Mark Verkerk
    Te zien vanaf
    01-01-2006
    Land
    Nederland/Frankrijk
  • Deel dit artikel

Bijna een jaar zat regisseur Mark Verkerk in een boeddhistisch klooster in het ontoegankelijke grensgebied van Noord-Thailand. Hij kwam terug met wild galopperende paardjes.

In het noordelijk grensgebied van Thailand woont de Boeddhistische monnik Khru Bah. De in het donkerrood gestoken voormalige Thaiboxer runt er een klooster met zijn in het wit geklede vrouwelijke rechterhand Khun Ead. Samen nemen ze de zorg op zich voor een dozijn jongetjes, wiens kleur voornamelijk oranje is. Denk daar het groen van het oerwoud en het bruin van de onverharde paden bij en het is duidelijk hoe fotogeniek die omgeving is.
Wat van ver komt, is lekker: ook in de bioscoop. Na de interesse van het arthousepubliek voor The year zero over een Maya-priester in Guatamala, Die Salzmänner von Tibet over de met rituelen omgeven zoutwinning in de Himalaya en The story of the weeping camel over het leven van nomaden op de steppe van Mongolië, wil ook Buddha’s lost children een graantje meepikken van die hang naar exotisme. Maar Buddha’s lost children is geen filmisch epos dat aan de Wheeping camel of Die Salzmänner von Tibet kan tippen.

Dikke torren
Okay, er zijn prachtige plaatjes van langbenige spinnetjes die onder een blaadje hangen, van jongens die met dikke torren spelen, van onderlinge grapjes en geklier. Er zijn kraan-achtige shots die een magie in het beeld brengen alsof het speelfilm was. En er is het leitmotiv van de novices die op hun woest galopperende paardjes, begeleid door roffelende trommels, door het beeld zoeven.
Toch wil de honderd uur basismateriaal die regisseur Mark Verkerk gedurende tien maanden bij elkaar filmde maar geen meeslepend verhaal worden. Dat heeft nogal wat oorzaken. Om te beginnen wordt de volgens de persmap ‘omstreden’ monnik kritiekloos gevolgd. Een schier oneindige reeks tekstblokken legt uit wat de man doet en geeft achtergrondinformatie over de ‘gevaarlijke’ situatie in het gebied waar tot voor kort de drugssmokkel welig tierde, maar in beeld zien we daarvan praktisch niks terug. En wat is precies de relatie van Khun Ead met Khru Bah? Daar wordt niet op ingegaan.
Pas verderop in de film wordt de focus van de monnik naar de kinderen verschoven. We zien hoe het hoofd van nieuwkomer Yee wordt kaalgeschoren. Hij lijkt zich nogal slecht raad te weten met zijn nieuwe leven als novice. Maar voor we de kans krijgen zijn ontredderde blik tot ons door te laten dringen, wordt alweer naar een volgende scène weggesneden. Zo krijgt het plaatjesboek geen kans om iets van drama te ontwikkelen. Het blijft in de eerste plaats een registratie van de gang van zaken in en rond het klooster: de kinderen poetsen hun tanden, ze krijgen een standje, moeten midden in de nacht hun bed uit voor een training. De paardjes uit het leitmotiv galopperen op nogal willekeurige momenten door het even wilde verhaal. Het ontbreekt de documentaire aan ritme en lijn. Er zijn geen duidelijke keuzes gemaakt; het is van alles wat en daarom teveel en te weinig tegelijk.

Karin Wolfs