Bluebird

Harde scholierenwereld

De nieuwe lichting Telefilms, die vanaf eind maart te zien is bij de publieke omroep, gaat braafjes uit de startblokken. Bluebird van Mijke de Jong springt eruit.

In de Belgische traditie van Patrice Toye (Rosie) en Dorothée van den Berghe (Meisje) kruipt Mijke de Jong op de huid van een meisje van twaalf. We zien hoe de slimme en dromerige Merel van de een op de andere dag het slachtoffer wordt van pesterijen. Dat begint met getreiter over flaporen, maar ontaardt al snel in het molesteren van skateboards en fietsen.

De Jong gaat niet op zoek naar de drijfveren van de pesters: tijdens de behandeling van het onderwerp in een klasje maatschappijleer blijken zowel de kwelgeesten als de gepeste Merel uitstekend mooi weer te kunnen spelen tegenover de volwassenen.

In Merels hoofd dondert en bliksemt het wel degelijk. De film probeert daar niet achter te komen door psychoanalyse, maar door haar gedrag nauwlettend te observeren. Langzaam zien we het meisje veranderen van een vrolijk kind dat lief zorgt voor haar gehandicapte adoptiebroertje, in een onzekere, zich steeds verder terugtrekkende puber.

Je zou als bezwaar kunnen aanvoeren dat Merel wel heel erg is toegesneden op de sympathie van verantwoorde linkse mensen: ze is zorgzaam, leest verantwoorde boeken van Tonke Dragt en Tolstoi en luistert naar de juiste muziek van Nirvana. Ook de positieve gesprekjes met de vriendelijke allochtone medereiziger die haar het koosnaampje ‘bluebird’ bezorgt doen geforceerd PC aan. Toch veegt Mijke de Jong veel bezwaren weg door haar ingeleefde manier van filmen. De regisseuse dringt met haar camera een harde scholierenwereld binnen die realistisch overkomt. Net als in haar vorige Telefilm, het uitmuntende Jehovadrama Uitgesloten, laat De Jong zich bovendien weer kennen als een geweldige acteursregisseur. De jeugdige Elske Rotteveel komt zelfs zo goed uit de verf, dat je bijna verontwaardigd reageert als haar personage Merel de hoofdrol onthouden wordt bij de opvoering van een jeugdmusical.