Beginners

Iedereen de kast uit

Een depressieve dertiger probeert in de tragikomedie Beginners te begrijpen waarom zijn pas overleden vader pas op hoge leeftijd uit de kast kwam als homo.

In de Amerikaanse independent-filmerij is de laatste jaren een variant op de romantische komedie ontstaan die een merkwaardig wereldbeeld blootlegt, dat we bij bij gebrek aan een betere term maar realistisch-escapistisch moeten noemen.

Romcoms als Dan in Real Life, Lars and the Real Girl en Garden State gaan over mannen die in navolging van hun grote neurotische voorbeeld Woody Allen vaststellen dat het leven een tranendal is. Dat is de realistische basis. Toch blijkt er voor deze verstokte navelstaarders altijd nog hoop op verlossing rond te lopen, in de vorm van een meer dan perfecte vrouw. Zij is de escapistische component.

Om mee te gaan in deze films moet je als toeschouwer eerst worden overtuigd van de grauwe realiteit van de protagonist. Ewan McGregor slaagt in Beginners voor deze eerste test met zijn vertolking van Oliver Field, een grafisch ontwerper die na het overlijden van zijn vader aan het tobben slaat over zijn vlakke emotionele opvoeding en de late coming-out van zijn bejaarde vader (Christopher Plummer). Al snel is duidelijk dat Oliver hier in zijn eentje niet uit gaat komen – zelfs niet met de hulp van zijn hond met wie hij hele dialogen voert en wiens gedachten wij als toeschouwers te zien krijgen in de ondertitels.

PVC fabriek
De grauwdeken wordt weggetrokken door Melanie Laurent. De blonde Française – internationaal doorgebroken dankzij Inglourious Basterds – charmeert Oliver, diens hond én de homoseksuele vriendenkring van zijn pa compleet van hun sokken als een van hotelkamer naar hotelkamer trekkende actrice met bindingsangst.

Ze ontmoet Oliver op een gekostumeerd feestje waar hij zit te mokken als een chagrijnige Sigmund Freud, terwijl zij verkleed als Charlie Chaplin geen woord kan uitbrengen door een keelontsteking. De half gesproken, half gemimede en half op briefjes geschreven verleidingsscène had makkelijk kunnen ontsporen in geforceerde schattigheid. Net als die ondertitelde Jack Russel-terrier, of de cartoontekeningen die af en toe in de plaats komen voor Olivers gedachtenstroom. Maar regisseur-scenarist Mike Mills, eerder verantwoordelijk voor het innemende groeipijnendrama Thumbsucker, snapte dat zelfs de meest escapistisch-realistische romcom valt of staat met de chemie tussen de hoofdrolspelers. Gelukkig wekken McGregor en Laurent genoeg energie op om tenminste drie PVC-fabrieken draaiende te houden. Minstens zo sterk is veteraan Christopher Plummer, die vitaal uit de hoek komt als een bevrijde homo die met volle teugen geniet van zijn gay lifestyle – zelfs als de kanker aan hem begint te vreten.

Hoewel de film er niet beter of slechter van zou moeten worden, is het toch interessant om vast te stellen dat Mike Mills net als zijn alter-ego Oliver platenhoezen heeft ontworpen (voor Air en Sonic Youth), terwijl zijn eigen vader ook pas als weduwnaar uit de kast kwam. Mills maakt het persoonlijke universeel door afstand te nemen. Die ontstaat door droge terzijdes en door de speelse vermenging van drie verschillende tijden: Olivers jeugd, zijn vaders homo-episode en de door nieuwe liefde opgefleurde rouwperiode.