Antichrist

Volledige psychose

Von Trier haalt heel veel overhoop in zijn fascinerende, duistere en verwarde Antichrist, dat ondanks zijn tekortkomingen overloopt van de ideeën.

Na afloop van Antichrist staar je murw geslagen naar de titelrol en lees je de namen van de consultants die verantwoordelijk waren voor ‘research into horror films’, ‘research on anxiety’, ‘religion’ en de ‘research on misogyny’.

Ergens tussen die woorden bevindt zich Antichrist. In de openingsscène – in theatrale slowmotion – zien we hoe een naamloze man (Willem Dafoe) en vrouw (Charlotte Gainsbourg) hun kind verliezen. Ze liggen te vrijen en hebben niet door dat het joch inmiddels zelf het kinderhekje kan openen. Die juxtapositie van seks en dood is waar de gehele film rond draait, en het lijkt erop dat Von Trier die thema’s ook benadert met die eerste, angstige kinderblik. Na de dood van haar zoontje raakt de vrouw in een depressie. Haar man, een psychiater, probeert haar te genezen met zogenoemde exposure-therapie. Hij dwingt haar de confrontatie aan te gaan met haar grootste angst: de bossen rond hun vakantiehuisje Eden. Wanneer de twee zich daar terugtrekken ontaardt de therapie in een volledige psychose, martelingen en extreme vormen van godsdienstwaanzin en zelfhaat.

Vos, raaf en hert
De scène waarin Gainsbourg zichzelf genitaal verminkt, kwam Von Trier in Cannes op beschuldigingen van misogynie te staan. Ten onterechte lijkt me, want al gaat Antichrist beslist over vrouwenhaat en zijn sommige scènes nauwelijks te verdragen, de film propageert het niet en is er ook geen uiting van. Toch is niet meteen duidelijk wat Von Trier daarover dan wél te melden heeft.

Antichrist leunt zwaar op thema’s en beelden uit het horrorgenre – een vijandige natuur, bloedige martelingen, bezetenheid – maar met een titel die verwijst naar een antichristelijk traktaat van Nietzsche is de pretentie duidelijk groter. En dan: Dafoe heeft in het bos vreemde Lynchiaanse ontmoetingen met een vos, een raaf en een hert; Von Trier droeg ‘m op aan Andrei Tarkovski en in interviews verwijst de regisseur vaak naar August Strindberg…

Von Trier haalt, kortom, heel veel overhoop. En dat levert hem ook problemen op. De rouw om het kind raakt vergeten tussen alle horror en filosofie. De therapeutische gesprekken tussen Gainsbourg en Dafoe duren lang en vervelen op den duur. En dat terwijl in die scènes eigenlijk meer venijn zit dan in het latere bloedbad. Nog voordat Gainsbourg zichzelf en haar man martelt, of zich identificeert met de gedachte dat vrouwen Het Kwaad belichamen, doet de psychologische ‘zorg’ van Dafoe al alarmbellen afgaan. Zijn therapiemethode drijft op afhankelijkheid, onderwerping en een nauwelijks verhuld sadisme. En waren het, na de katholieke heksenvervolgingen die in de film expliciet aan bod komen, niet lange tijd de psychiaters die sterke vrouwen als ‘hysterisch’ diagnosticeerden?

Antichrist loopt over van de ideeën, en dat maakt het ondanks de tekortkomingen tot een fascinerende film. Von Triers openheid over zijn depressie de laatste jaren biedt misschien de beste sleutel. Want dat is Antichrist vooral: duister, verward en vermoedelijk zeer persoonlijk. Moeilijk te doorgronden krochten van de ziel, ondanks al die consultants op de titelrol.