Amistad

Spielberg en de blanke blik

Opstandige slaaf (Djimon Hounsou): van oermens tot christen

Er is veel ellende op aarde, maar Steven Spielberg weet er altijd wel een verhaal uit te slepen over een taaie, maar heroïsche strijd voor menselijke waardigheid. De man die zelfs uit de gaskamers van de Tweede Wereldoorlog een optimistische visie op de mensheid wist te persen, gebruikt in Amistad de slavernij als aanleiding voor een lofzang op het Amerikaanse rechtssysteem.

Duitsers hebben hun holocaust, blanke Amerikanen hebben hun Indianen en zwarten. Tot zover de overeenkomst. Het verschil springt meer in het oog: heeft het Duitse schuldgevoel over de moord op zes miljoen joden bibliotheken vol boeken, tientallen films en honderden televisieprogramma’s opgeleverd over de collectieve ontsporing van een volk, in Amerika zoekt men tevergeefs naar zo’n equivalent voor de uitroeiing van de Indianen en de eeuwenlange slavernij van zwarten.

Een collectief en kritisch zelfonderzoek van het Amerikaanse verleden stuit af op een zelfbeeld dat is gebaseerd op de roestvrijstalen opvatting dat Amerika is gegrondvest op individuele vrijheid en menselijke waardigheid. Het is waar dat er al decennia lang Amerikaanse historici zijn die dit beeld onderuit halen, maar hun werk dringt niet zoals in Duitsland door tot het hart van de samenleving en blijft steken in de wereld van de intelligentsia. Het door Amerikanen massaal aangehangen geloof dat hun land het bolwerk is van de menselijke beschaving werkt als een teflonlaag tegen kritische geschiedenislessen.

Amerikaanse filmmakers die pijnlijke onderwerpen uit hun geschiedenis willen behandelen, zijn dan ook niet te benijden. Niet alleen kijken historici met argusogen toe of de historische feiten wel juist worden weergegeven en op een acceptabale manier geïnterpreteerd, van crucialer belang is de filmcommerciële handicap dat het Amerikaanse publiek geen trek heeft in een kritisch zelfonderzoek.

Schoffering
Amerikaanse filmmakers die onaangename boodschappen over het verleden hebben, moeten deze moraal hun films binnensmokkelen en verpakken in spektakel en vertier als zij willen dat meer dan een handjevol mensen hun film willen zien. Spielberg wekt graag de indruk dat Amistad tot deze categorie films behoort en dat hij zijn filmische capaciteiten in dienst heeft gesteld van een kritisch historisch onderzoek naar slavernij in Amerika.

Niets is minder waar. Amistad is een schoffering van zwarte Amerikanen, die moeten aanzien dat het slavenverleden wordt gebruikt als decor voor een lofzang op het Amerikaanse rechtssysteem. Spielberg presenteert zich met deze film niet als een kritische filmmaker, maar als een blanke Amerikaan, die de waarheid over het verleden niet kan verdragen.

Het waar gebeurde verhaal over de opstand in 1839 op het Spaanse schip La Amistad van 53 in Senegal door blanke handelaren gekochte zwarten, die bestemd waren voor plantages op Cuba, gebruikt hij als reddingsboei waarmee hij blank Amerika uit het moeras van zijn pijnlijke verleden wil redden. Het resultaat is een deerniswekkende vertoning, waarin Spielberg zich in allerlei historische bochten moet wringen om de operatie tot een goed einde te brengen.

Primitieve oermensen
Wat Spielberg in de opstand op La Amistad aantrekt is uiteraard niet het mislukken ervan — na zes weken werden de opstandelingen voor de Amerikaanse kust gearresteerd – maar de rechtszaak die vervolgens werd gevoerd. Inzet was de vraag of de gevangenen op het moment van de muiterij slaven waren of vrije Afrikaanse burgers. De uitkomst was beslissend voor hun leven: als muitende slaven wachtte hen executie, als vrije burgers was hun opstand een legale poging om aan ontvoering te ontkomen en zouden zij moeten worden teruggebracht naar Afrika.

In het juridische steekspel, dat tweederde van de film in beslag neemt, staat de blanke slavenlobby uit het Zuiden, die pleit voor executies, tegenover de abolitionisten, die slavernij beschouwen als een onchristelijk verschijnsel. De zittende president kiest uit herverkiezingsoverwegingen de kant van de slavenlobby. Het optreden in de rechtszaal van ex-president en advocaat Anthony Hopkins, die zich na lang dralen het lot van de Afrikanen aantrekt, is van beslissende betekenis.

Uit alles blijkt dat Spielberg met Amistad een Schindler’s List in de slaventijd voor ogen heeft gestaan. Niet alleen is de strekking van de twee verhalen gelijk – al is de duisternis nog zo zwart, er is altijd reden tot hoop – ook heeft Amistad met Anthony Hopkins een Oskar Schindler die de gevangenen uit de hel redt. Het grote verschil tussen beide films is dat Spielberg bij Amistad zijn verhaal niet vertelt vanuit het perspectief van de slachtoffers, maar vanuit het perspectief van de Amerikaanse blanke elite. Niet alleen is de veel te lange episode in de rechtbank een blanke aangelegenheid, ook kijken wij met blanke ogen naar de zwarte gevangenen, die – het is een curieuze subtekst in de film – een ontwikkeling doormaken van primitieve oermensen naar beschaafde christenen.

Hopkins’ slotpleidooi, waarin hij oproept om terug te keren naar de vrijheidslievende geest van Founding Fathers als George Washington en Benjamin Franklin, illustreert op beschamende wijze het failliet van Spielbergs morele constructie: de meeste Founding Fathers waren slavenbezitters.