À tout de suite

Amour fou tussen bourgeoismeisje en charmante boef

Kan het nog, een film over stekeblinde liefde? Wel als Isild Le Besco erin speelt, het Franse antwoord op Scarlett Johansson.

Het is een verhaaltje van niks dat zich afspeelt in 1974. Ze is negentien jaar, heet Lili, doet iets aan de kunstacademie, en is een nuffig Parijs bourgeoismeisje (dat woord bestond dertig jaar geleden nog in Frankrijk). Om zich ’s nachts niet te vervelen, laat ze elke dag stiekem een vriendje binnen in het chique appartement, dat ze met haar vader en oudere zus bewoont. Het kan niet verhullen dat Lili hunkert naar een spectaculaire liefde. Die komt als ze in een bar de Marokkaan Bada (Ouassini Embarek) ontmoet. We kunnen spreken van een blikseminslag. Stapelverliefd sleept Lili Bada als een prooi mee naar huis, waar ze zich op hem stort.

Voelt u een fijne Franse film aankomen? Oordeel niet te snel. À tout de suite komt op gang als Bada met twee vrienden een bank berooft, waarbij een van hen en een bankbediende het niet overleven. De anderen duiken onder bij Lili. Wat moet zij doen? Hen aangeven? Als ze dat doet had regisseur Benoit Jacquot geen film over een amour fou kunnen maken. Lili verraadt hen niet. Sterker, ze vluchten naar Casablanca en later naar Griekenland. We zullen de afloop niet verraden, maar de film leert dat u nooit als een kip zonder kop verliefd moet worden.

Ontdekking
À tout de suite is de eerste film van Benoit Jacquot die in Nederland wordt uitgebracht. Als het Filmfestival Rotterdam dit jaar geen retrospectief aan de bijna zestigjarige Fransman had gewijd, zouden we ongetwijfeld nog steeds op een film van hem wachten. Verklaarbaar, want Jacquot staat niet in de frontlinie van de Franse cinema. Hij is geen auteur met een herkenbaar oeuvre, maar een regisseur die het zoekt in de breedte. Sinds zijn debuut bijna dertig jaar geleden maakte hij roman- en toneelbewerkingen, tv-drama’s, psychologische films en documentaires. De enige constante in zijn films zijn mooie actrices. Hij werkte met oudere sterren, onder wie de twee Isabelles (Huppert en Adjani) en Catherine Deneuve, maar ook met Sandrine Kiberlain en Virginie Ledoyen. Jacquots nieuwste ontdekking is Isild Le Besco, die hij vijf jaar geleden een rol liet spelen in Sade.

Niet alleen de maker was onder de indruk van het spel van de toen zeventienjarige. The New York Times prees Le Besco om haar “fijnzinnig genuanceerd portret van jeugdrebellie in de achttiende eeuw”. Met in gedachten Le Besco, die met haar sensuele uitstraling het Franse antwoord is op Scarlett Johansson, schreef Jacquot À tout de suite. De actrice is in bijna elke scène te zien. Met verbluffend gemak zet zij de film naar haar hand. Dat À tout de suite aangenaam verrast maar geen briljante film is, ligt niet aan Le Besco, maar aan Jacquots gebrek aan originaliteit. De zwart-wit film roept herinneringen op aan de Nouvelle vague. Vooral Godards À bout de souffle lijkt een inspiratiebron te zijn geweest voor de romantische verbeelding van blinde verliefdheid op een charmante boef. À tout de suite is een stijloefening — maar wel een mooie.