A Time to Kill

Advocaat van de tranen

De juridische thrillers van John Grisham vliegen als warme broodjes over de toonbank van boekhandels over de hele wereld en zijn daarom ook erg in trek in Hollywood. A Time to Kill is Joel Schumachers verfilming van Grishams debuutroman en markeert de tweede samenwerking tussen de regisseur en de schrijver, die de touwtjes steeds steviger in handen krijgt.

De verhouding tussen Hollywood en John Grisham begon drie jaar geleden met de verfilming van The Firm. De aanpak van de Paramount-studio, die de rechten op het boek nog voor publicatie opkocht, zette de toon voor de drie films die later volgden: een stevig budget, flink wat sterren en aan het roer een degelijke vakman. Veteraan Sydney Pollack leverde een luxe thriller van tweeëneenhalf uur af, die pas in het laatste uur een beetje spannend werd. Het bleek echter een kassakraker van formaat en Grisham kon niet meer stuk.

Het succes van de auteur in Hollywood vindt zijn weerslag in de bedragen die hij voor de filmrechten van zijn romans ontving: The Firm leverde hem zeshonderdduizend dollar op, The Pelican Brief vervolgens 1,28 miljoen, The Client 2,5 miljoen, The Chamber (de verfilming met Chris O’Donnell is onderweg) 3,75 miljoen en de door Grisham lang vastgehouden debuutroman A Time to Kill belandde voor zes miljoen dollar in Hollywood. Onlangs weigerde Grisham de filmrechten van The Rainmaker ook voor zes miljoen van de hand te doen, want hij vindt het niet meer dan logisch dat zijn gage blijft stijgen. De schrijver komt er overigens ook ruiterlijk voor uit dat hij al zijn boeken puur en alleen voor de poen schreef.

Er is echter één uitzondering en die betreft zijn debuutroman, naar eigen zeggen zijn beste boek. Het belangrijkste personage heeft een sterk autobiografisch karakter en mede daarom heeft Grisham zich uitgebreid met de verfilming bemoeid. Op zijn aandringen voerde Joel Schumacher de regie, zoals hij dat eerder deed bij The Client, en ging de hoofdrol na herhaaldelijke veto’s op potentiële kandidaten naar de relatief onbekende Matthew McConaughey. De grootste rol die de fraai geproportioneerde Texaan ooit speelde was die van een manke kannibaal in The Return of the Texas Chainsaw Massacre, het platvloerse derde vervolg op de horrorklassieker The Texas Chainsaw Massacre. Het is duidelijk dat de acteur Grisham op zijn blote knieën mag danken.

Zweetdruppels
De centrale rol van een naar de jonge Grisham gemodelleerde advocaat op zwart zaad mag dan voor een nieuwkomer zijn, voor het overige wordt A Time to Kill bevolkt door een immense hoeveelheid bekende koppen. De persmap spreekt jubelend over een “ensemble cast of nearly 100 speaking roles” en dat is geenszins overdreven. Het is aardig daarbij te kunnen constateren dat een groot deel van dit legioen de ruimte krijgt om memorabele rolletjes neer te zetten en dat menigeen daar ook nog in slaagt.

Maar of pakweg vijftig geslaagde typetjes een goede film opleveren is een tweede. Zoals al bleek bij de eerdere Grisham-verfilmingen houdt de schrijver ervan een eenvoudige plot te verstoppen achter een labyrint van omwegen en zijpaden, die aan het slot niet of nauwelijks relevant blijken te zijn. In een boek levert zoiets misschien urenlang onbekommerd leesplezier op, in een film van (alweer!) tweeëneenhalf uur is er al gauw sprake van ballast die overboord had gemoeten.

De centrale verhaallijn betreft de rechtszaak tegen een door Samuel L. Jackson gespeelde zwarte man die de blanke verkrachters van zijn dochtertje in koelen bloede doodschiet. Een en ander voltrekt zich in een dorp in het zuiden van de Verenigde Staten, daar waar het altijd warm en vochtig is en waar de Ku Klux Klan nog steeds een sluimerend bestaan leidt. Het eerste geeft de filmmakers een goed excuus om alle acteurs van fotogenieke zweetdruppels te voorzien, het tweede leidt tot al even excessief gebruik van al even fotogenieke brandende kruizen in de zwoele nacht. De terreur-acties van de Klan zijn voor de plot niet meer dan bijzaak, maar worden eindeloos uitgesponnen. Van enige dramatische impact is al snel geen sprake meer, temeer daar de boeven zoals gebruikelijk bij Grisham niets meer dan karikaturen zijn.

Lofzang
Het hoofdthema in Grishams boeken en Schumachers verfilming ervan is natuurlijk de lofzang op de Amerikaanse rechtspraak, die zo goed is dat geen enkele schurk, hoe doortrapt ook, aan zijn straf ontkomt en dat onschuldigen altijd vrijuit gaan. Net als bij The Client staat ook nu weer een idealistische en armoedige advocaat met een handjevol vrienden tegenover het goed geoutilleerde team van een arrogante en gesoigneerde aanklager. Kevin Spacey speelt die rol met hetzelfde accent en evenveel overtuiging als Tommy Lee Jones eerder deed. Dat is opnieuw leuk om naar te kijken, maar het maakt de uitkomst van de rechtszaak er niet spannender op.

Want waar het uiteindelijk om draait is welke partij erin slaagt het sentiment bij de jury zo te bespelen dat er tranen vloeien. Het laat zich raden wie daar in slaagt. Waarmee A Time to Kill als ode aan de jury-rechtspraak voor Europeanen eerder een averechts effect heeft, want eens te meer blijkt dat alles om de show draait. Net als in Hollywood, dat met deze film weer een sterk staaltje fraai opgeklopte lucht opdient: dermate goed gespeeld, vakkundig in beeld gebracht en perfect afgewerkt, dat de inhoudelijke gebreken nauwelijks opvallen. En met een bijrol voor een zwetende Sandra Bullock in een strak T-shirtje, want het oog wil ook wat.