A COMÉDIA DE DEUS

In bad met de slagersdochter

João de Deus inspecteert een nieuwe aanwinst

Zeven jaar geleden introduceerde de Portugese cineast João César Monteiro zijn alter ego in de film Herinneringen aan het gele huis. João de DeusJan van God — liet zich kennen als een treurige en eenzame man, met als enig genoegen het bespieden van de dochter van zijn hospita. In A comédia de Deus, het tweede deel van de trilogie in wording, heeft de klaploper van weleer zich ontwikkeld tot een brave burgerman. Zijn seksuele obsessies zijn echter niet verdwenen, ze spelen zelfs heftiger op dan ooit. Opnieuw lijkt João de fetisjist sprekend op João de filmmaker. En opnieuw toont Monteiro zich een volstrekt unieke, te koesteren figuur binnen de Europese film.

De sleutel tot de waardering voor A comédia de deus is de identificatie tussen regisseur en personage. Zonder die overeenkomst tussen de werkelijke en de gefingeerde João zou het een heel andere film zijn, en een veel mindere film. Ook al is het personage volkomen verzonnen, de vertolking door Monteiro weet uitstekend te suggereren dat er niets gespeeld hoeft te worden. De obsessies van de gefingeerde João moeten haast wel ontleend zijn aan die van de werkelijke João. Zo bizar en origineel zijn die obsessies namelijk, dat ze nooit helemaal verzonnen kunnen zijn. Zo lijkt het althans. En aangezien A comédia de Deus die obsessies tot in de meest intieme details verkent, leidt dat tot fascinerende cinema.
Monteiro speelt João de Deus met minimale middelen. Zelf vergelijkt Monteiro zijn broodmagere verschijning graag met die van acteur Max Schreck als Nosferatu van Murnau, op de aftiteling noemt hij zich zelfs Max Monteiro. Iets dichter bij huis ligt de opvallende gelijkenis met filmmaker en schrijver Eric de Kuyper. Volkomen uitdrukkingsloos beweegt Monteiro alias João de Deus zich door de film. Alles aan hem is traag en bedachtzaam: hij formuleert zorgvuldig en omslachtig, elke beweging is overwogen. Met zijn stoïcijnse stunteligheid doet hij denken aan Tati’s Mr. Hulot: ook Monteiro’s alter ego loopt een paar jaar achter en is eigenlijk te correct voor deze wereld. De naïeviteit van de Portugese Tati blijkt echter schijn.

Boek der Gedachten
Als bedrijfsleider en ijsmaker van ijssalon Paraiso do Gelado is João de Deus verantwoordelijk voor de gang van zaken in de winkel en het gedrag van de verkoopsters. Naar eigen zeggen is João’s enige motief om de gemeenschap zo goed mogelijk te dienen, en wel in zijn "onvermoeibare zoektocht naar de misschien wel onbereikbare smaak der smaken". In werkelijkheid gaat zijn belangstelling eerder uit naar de winkelmeisjes, die door João op ongebruikelijke wijze worden opgeleid. Thuis plakt hij vrouwelijke schaamharen in zijn Boek der Gedachten, met een bijschrift bij elke haar. Omdat hij zo’n virtuoze ijsmaker is, wordt zijn excentrieke gedrag door de eigenaresse van de ijssalon getolereerd. De meisjes zwijgen, maar maken geen moment de indruk iets tegen hun wil te doen.
Bijna drie uur lang toont Monteiro de meer en minder erotische escapades van João de Deus. Fraai is de scène waarin Rosarinho op een tafel met luchtbed ligt droog te zwemmen, terwijl João haar bewegingen dirigeert. Dat dezelfde Rosarinho later door João van achteren wordt genomen, doet afbreuk aan het beeld van de man die slechts op afstand van vrouwen kan genieten en hen als levende poppen gebruikt in zijn fijnzinnige fantasiewereld. Die wereld wordt hersteld in het pièce de résistance van de film, een lang uitgesponnen verleidingsceremonie met een veertienjarig meisje en een melkbad als basis voor een exquise ijssmaak. Deze uitspatting met de slagersdochter wordt João fataal: hij verliest zijn baan, zijn huis en zijn verzameling schaamhaar.

Hagelwitte gymschoenen
João’s emotieloze vogelhoofd, in combinatie met de overgave waarmee hij datzelfde hoofd bijvoorbeeld in een mand vol eieren steekt, zorgt voor hilarische momenten. De droge humor is echter slechts de buitenkant van A comédia de Deus. Als Monteiro niet meer bedoelde dan een komedie, dan was zijn film hopeloos mislukt. Timing ontbreekt namelijk volledig: zonder zichtbare ontwikkeling of drijvende kracht, met onverklaarbaar lang aangehouden scènes en instellingen, gaat de film voorbij. Toch duurt hij geen minuut te lang. Monteiro hanteert zijn eigen tempo, ook al botst dat met vertelconventies. Hij moet de kijker wel ‘stilleggen’ en dwingen alle details in zich op te nemen, want wat hij kwijt wil is te broos en subtiel voor het gebruikelijke tempo.
A comédia de Deus is een ode aan gesublimeerde seksualiteit, een poging om de fascinatie voor fetisjisme op de kijker over te brengen. Daar is tijd voor nodig, want het gaat om concentratie en details: het afstrijken van ijs, een pan op het vuur, een gezicht in het water, maar ook een slipje dat op hagelwitte gymschoenen valt. João adoreert de meisjes en vormt ze naar zijn fantasieën, wat in al zijn gekte toch nog wijst op diepgewortelde bewondering voor het fenomeen vrouw. Monteiro stelt zich als filmmaker uiterst kwetsbaar op: als João aan het einde van de film gedachteloos met een roze slipje speelt en dat over zijn broek aantrekt, kost het de grootste moeite om daar iemand anders dan Monteiro zelf te zien rondhuppelen.
In een interview in Cahiers du Cinéma beaamt Monteiro dat A comédia de Deus ook bedoeld is als een politieke film, gericht tegen de gevestigde orde. Dit komt vooral naar voren in de epiloog, het enige minpunt van de film. Dat João door zijn voormalige bazin wordt uitgescholden en door zijn verlaten, met hakenkruizen besmeurde woning doolt, maakt hem tot een larmoyant slachtoffer van een samenleving die geen afwijkende vormen van seksualiteit accepteert. Ten onrechte beëindigt Monteiro zijn lichtvoetige en poëtische hommage aan het anders-zijn met deze aardse, klagerige beelden. Wat de film tot dan toe juist zo mooi maakt is dat hij een beetje los staat van de werkelijkheid. Waar oude mannen jonge meisjes kunnen verleiden met een ijsje dat ‘Vaya con Dios’ heet.

Mark Duursma