A casa tutti bene

Tamme storm

Vis en visite blijven drie dagen fris, is een gezegde. Maar als het om familie gaat, is de houdbaarheidsdatum korter. Zeker als er exen en woest aantrekkelijke neven en nichten rondlopen.

Halverwege A casa tutti bene (‘Thuis maken ze het goed’) duwt Carlo bijna zijn vriendin Ginevra over een randje de afgrond in. Al negen jaar lang heeft Ginevra het gevoel dat iedereen in Carlo’s familie, inclusief hijzelf, een voorkeur heeft voor zijn ex. En al die tijd neemt Carlo Ginevra’s jaloezie en kwetsingen niet echt serieus, maar ze drijft hem wel tot waanzin. Het loopt met een sisser af. Zij vlucht van hem weg, hij vraagt zich af wat er met hem gebeurd is.

Het is een inkijkje in een van de ingezakte liefdesrelaties in A casa tutti bene van Gabriele Muccino. Beginpunt voor de mozaïekfilm is het grote, gouden huwelijksfeest van de pater en mater familias op het pittoreske eilandje Ischia, ter hoogte van Napels. Aanvankelijk doet de zon zijn best en de villa met zwembad en piano bevallen de gasten. Maar wat slechts een middag had moeten duren, loopt uit op twee dagen en twee nachten. Door een storm varen er geen veerponten en zitten de gasten op het eiland vast. De meeste aanwezigen hebben herinneringen aan hun kindertijd op deze plek. In zo’n nostalgische setting lopen vanzelfsprekend de spanningen op en worden oude wonden opengereten.

Het is een leuk uitgangspunt, een mogelijkheid tot volledig ontsporen. Denk maar aan het gruwelijke Festen (Thomas Vinterberg, 1998), waarin de jarige job het misbruik van zijn kinderen in de openingsspeech van zijn zoon voor zijn kiezen krijgt. Maar dan moet er wel echt een probleem zijn. Bij A casa tutti bene krijgen vooral belegen thema’s als overspel en jaloezie ruim baan. De opbloeiende lust tussen neef en nicht blijft zelfs een tamme boel, omdat dit eerst mierzoet in beeld wordt gebracht en vervolgens enkel vanwege overspeligheid als probleem erkend wordt. De enige vraag die rijst, is hoe papa en mama het vijftig jaar lang met elkaar hebben kunnen uithouden. En het antwoord is dat je vooral veel van de ander moet pikken.

Muccino (1967) maakte het tweeluik L’ultimo bacio (2001) en Baciami ancora (2010) over dertigers- en veertigersdilemma’s. Hij nam zijn eigen bindingsangst als onderwerp voor de ensemblefilms. Hij, en zijn acteurs, groeiden met de problematiek mee. Drie van die acteurs spelen nu mee in A casa tutti bene en groeien met Muccino richting de vijftig. Wellicht is daarom het werkelijke vijftigersdilemma het meest ontroerende. Neef Sandro dementeert en heeft paniekaanvallen; zijn vrouw Beatrice is zijn verzorgster geworden. Breekbaar is zijn verwarde commentaar op de familieruzies. Haar waterige ogen spreken intussen boekdelen: kan zij wel bij hem blijven?

Bij enkel dit duo durft Muccino een eigen, nieuwe angst te laten zien. De eenheidsworst aan andere verhaaltjes over vreemdgaan zijn behoorlijk uitgekauwd en bovendien een herhaling van wat Muccino eerder al maakte. Bovendien roept de verveling die daarmee samengaat, nieuwe vragen op. Hoe kan het dat er in deze familie niemand homo of lesbisch is?