Stijn Bouma over studeren aan Béla Tarrs Film Factory

'Een film moet een goed hart hebben'

Stijn Bouma op de set op de Bela Tarr Film Factory

a The Turin Horse zei de Hongaar Béla Tarr geen films meer te willen maken en opende een filmschool in Sarajevo. De Nederlandse Stijn Bouma is een van zijn studenten: “Béla kijkt eerst of een film een goed hart heeft.”

“De school is opgezet als het pad dat hij als kunstenaar zelf heeft afgelegd; van realisme naar metafysica”, aldus Stijn Bouma, een van de weinige Nederlandse studenten aan Béla Tarrs Film Factory in Sarajevo. De jonge filmmaker leerde het werk van de Hongaar kennen tijdens zijn filmstudie aan de Universiteit van Amsterdam en in zijn masterscriptie schreef  hij over de invloed van wat filmmaker/scenarist Paul Schrader “transcendental style” heeft genoemd, op de Nederlandse en de Vlaamse film. “Ik zocht naar het ‘onzichtbare’ in de Nederlandse en Vlaamse film”, vertelde hij afgelopen zomer tijdens het Filmfestival Sarajevo.

Ik ontmoette Bouma voor het eerst twee jaar geleden tijdens een ander filmfestival in Sarajevo: Pravo Ljudksi, een gespecialiseerd festival voor film en mensenrechten en nieuwe uitingsvormen van de sociaal bewuste en politieke film. Bouma was nog maar net in Sarajevo, en zocht naar middelen om zijn studie te kunnen bekostigen. Iets wat inmiddels dankzij een beurs van de VandenEnde Foundation iets beter lukt.

De Sarajevo Film Academy was toen nog maar net opgericht en we besloten contact te houden. Inmiddels maakt een jaloersmakende lijst gastdocenten op de site duidelijk met wat voor opleiding we te maken hebben. Alle grootheden van de wereldcinema gaven er workshops en masterclasses: van Apichatpong Weerasethakul tot Tilda Swinton, Juliette Binoche en Gus van Sant.

Béla Tarr op kantoor bij de Film Factory

Ademruimte
Hoewel Béla Tarr zelf geen formele filmopleiding heeft doorlopen, of misschien wel juist daarom, besloot hij na The Turin Horse (2011) zelf geen films meer te maken maar zijn kennis over te dragen. “Béla kijkt eerst of een film een goed hart heeft, of je echt bij de mensen komt die je draait, door ze op een waarachtige, bijna nederige wijze te benaderen en ruimte weet te geven.”

Tarrs grootste bezwaar tegen de traditionele filmacademies is dat ze hun studenten een set regels bijbrengen “terwijl iedereen weet dat die er niet zijn”, zo vertelde hij in een interview met dazeddigital.com. Hij wil niet opvoeden, maar bevrijden. Je hoeft maar een blik op het projectgestuurde onderwijs en de lijst met gastdocenten te werpen om te weten uit welke richting die bevrijding komt; niet van de industrie die van film een product heeft gemaakt maar van de auteursfilm, waarin artistiek onderzoek en integriteit centraal staan. Op de website van de school staat Tarrs credo: hij wil filmmakers opleiden die verantwoordelijk, en in de geest van het humanisme denken, die een persoonlijke vorm van expressie zoeken, en hun talent gebruiken om de waardigheid van de mens te verdedigen. Kunst, filosofie en sociaal bewustzijn vloeien daarin naadloos in elkaar over.

De school zette zich de afgelopen jaren sterk op de kaart. De Mexicaanse regisseuse Marta Hernaiz Pidal werd begin dit jaar met haar korte film Dobro uitgenodigd voor de Cinéfondation-selectie van het Filmfestival Cannes; afstudeerfilm Papagajka van de Australische Emma Rozanski draaide op South by South-West.

Bouma: “We beginnen in het eerste jaar net zoals Tarr zelf begon, met een documentaire. Echte mensen met echte problemen. Het leven vangen op een manier die niet met een narratief te maken heeft. Ademruimte geven. Via het sociaal geëngageerde en politieke is zijn stijl steeds abstracter, bijna metafysisch geworden. Die ontwikkeling zie je ook bij filmmakers als Kieslowski en Antonioni. Sommige studenten stribbelden wel tegen hoor. Die wilden meteen artistiek uitpakken, maar daar was weinig gehoor voor.”

Bouma’s documentaire ging over een jonge vrouw die in Sarajevo in haar eentje een restaurantje runde. Hij leerde haar kennen, en raakte via gesprekken steeds meer geïnteresseerd in hoe ze het allemaal rondbreide. “Eigenlijk precies zoals Béla zegt: zonder een vorm van liefde voor een personage kun je er geen film over maken.”

Producent
De school kent drie leerjaren, en telt ongeveer dertig studenten van over de hele wereld. Bij Bouma in de klas zitten zowel mensen uit IJsland als uit Mexico. Na de documentaire uit de propedeuse, staat in het tweede jaar een adaptatie van een literair werk op de agenda. In het eerste semester was dat het toneelstuk Drie zusters van de Russische schrijver Anton Tsjechov. Daarna moest iedereen een verhaal uit The Dubliners van James Joyce kiezen. Tijdens het maakproces staat Tarr naast de studenten op de set. Hij neemt dan een andere rol aan. Bouma, met een lachje: “Op dat moment is hij minder een leraar en meer een producent. Het hangt een beetje af van welk stadium van het proces natuurlijk, maar hij verandert langzaam van leraar in mede-maker. Hij zegt wel duidelijk altijd zijn mening, maar speelt soms ook advocaat van de duivel om je uit te dagen.”

Ik vraag in hoeverre de school allemaal mini-Béla’s aflevert. Bouma: “We worden door de vele gastdocenten voortdurend gedwongen om onze eigen positie te bepalen. En er zijn genoeg eigenwijze studenten, al draagt de school wel heel duidelijk zijn visie. Maar dat betekent niet dat we klonen moeten worden. Dat zou ook haaks staan op de eigenheid die we moeten opzoeken.”

Abel Ferrara en Werner Herzog
Regisseurs Lav Diaz, Atom Egoyan, Abel Ferrara, Cristian Mungiu, filmcriticus Jonathan Rosenbaum en “mijn persoonlijke favoriet, cameraman Fred Kelemen” waren een aantal van de mensen met wie Bouma de kans kreeg om het afgelopen jaar te werken. “Het zijn mensen die bewust in hun vak staan, en heel goed weten wat ze doen. Abel Ferrara wilde in plaats van praten liever iets kleins met ons maken. Dus wij de stad in met een camera. Dat was een beetje een gekkenhuis. We moesten een soort documentaire maken over waarom we filmmaker willen worden, en dan steeds van rol verwisselen, de ene keer interviewer, de volgende keer geïnterviewde, en dan regisseur. En we hebben een kleine fictiefilm gemaakt, een liefdesverhaal dat zich tijdens de belegering van de stad afspeelt.” Het meest leerzame van die periode vindt Bouma de kennismaking met Ferrara’s energie, passie, toewijding aan het filmmaken, en zijn “enorme overtuiging”: “Hij was niet eens aan zijn eigen film aan het werk, maar hij ging echt tot het uiterste.”

Na zijn afstuderen wil Bouma nog een film in Bosnië maken, maar dan wil hij terug naar Nederland. “Ik hou zo goed mogelijk bij wat er in Nederland gebeurt. Import van Ena Sendijareviç draaide trouwens ook hier op het festival. Er is volgens mij ruimte voor nieuwe verhalen in Nederland. Béla zegt altijd: ‘Vergeet je eigen ego’. Wat hij daarmee bedoelt, en dat heb ik van nabij waargenomen, is dat hij zich zo kan inleven in de verhalen van anderen, dat hij echt deel krijgt aan andermans leven. Dat zouden we in Nederland best wat meer kunnen doen, want nu is het soms een in zichzelf gekeerde cinema. Werner Herzog was hier en die zei: ‘Lezen, lezen, lezen. Als je niet veel leest, boeken, kranten, literatuur, dan word je nooit meer dan een middelmatige filmmaker. Informeer je!’ Ik spreek leeftijdsgenoten voor wie Christopher Nolan de beste filmmaker is. Nou, dan heb je nog helemaal niets gezien.”


Vanaf 21 januari 2017 is in EYE Amsterdam een tentoonstelling te zien met en over het werk van Béla Tarr. Speciaal voor EYE heeft Tarr een tentoonstelling ontwikkeld die het midden houdt tussen een film, een theaterdecor en een installatie, waarin hij een stem wil geven aan het grote aantal migranten dat de afgelopen twee jaar in Europa is gestrand.