Christophe Honoré over Plaire, aimer et courir vite

'Wat Kechiche deed in <em>La vie d'Adèle</em> is ontoelaatbaar'

Wat betekent liefde in tijden van aids? Christophe Honoré (Dans Paris, Les chansons d’amour) verkent in een persoonlijke film hoe het was om als jonge homo in de jaren negentig in Parijs te leven. Het is een van zijn beste.

Door Ronald Rovers

De waarachtigheid van intieme relaties was naast een zekere gratie en flow altijd een van de dingen die je bijbleven in de films van Christophe Honoré (1970) dus het voelde meestal alsof de auteur/theatermaker/filmmaker dichtbij zichzelf bleef, in ieder geval als hij over jonge mensen in Parijs vertelde. Soms werd ik verliefd op zijn films, zoals op Les chansons d’amour, waarin gevreeën en gezongen en geflaneerd werd alsof er niets anders bestond in de wereld (en dat was ook zo).
Toch is Plaire, aimer et courir vite (Sorry Angel) Honoré’s meest persoonlijke film, een idee van hoe hij als twintiger en homo in de jaren negentig in Parijs leefde terwijl aids om hem heen slachtoffers maakte. Het is het verhaal van de relatie tussen de oudere schrijver Jacques (Pierre Deladonchamps uit Stranger by the Lake) en de jonge Arthur. Ze ontmoeten elkaar als de film al een tijdje bezig is en zijn op slag verliefd. Het mooie en ontroerende is dat het eigenlijk te laat is. Jacques is al ziek. Terwijl Vincent zich opmaakt om vanuit Rennes naar Parijs te verhuizen, schuiven andere personages elegant in en uit beeld en is Jacques al bezig afscheid te nemen als Vincent eindelijk verschijnt.
Een troost ook, vertelt Honoré, is deze film voor hem. Een conversatie met de kunstenaars die hem in de jaren daarvoor, toen hij nog niet in Parijs woonde, inspireerden. Die hem als het ware naar Parijs hadden gebracht. Derek Jarman, Robert Mapplethorpe. Kunstenaars waarvan hij later ontdekte dat ze aan aids waren gestorven. Dat gemis moet de film ook een beetje goedmaken. Waarschijnlijk begin volgend jaar is de première van Honoré’s toneelstuk Les idoles in Parijs, waarin hij een eerbetoon brengt aan verscheidene kunstenaars die stierven aan de ziekte. Met twee collega’s spraken we Honoré tijdens het filmfestival van Cannes.

Zou ik kunnen beginnen met vragen of de film voortkomt uit een persoonlijke behoefte dit liefdesverhaal te vertellen of om over deze periode te praten? 120 battements ging ook over aids en ook over de jaren negentig, dus er lijkt een bredere behoefte te zijn om die periode niet te vergeten. "Het is echt een mix van die twee verlangens. Ik wilde vooraleerst iets vertellen over hoe het was om als twintiger in de jaren negentig in Parijs volwassen te worden. Gebaseerd op persoonlijke ervaringen. Maar er is een ander element. Tijdens de recente debatten over het homohuwelijk in Frankrijk was er en enorme golf aan homofobie: duizenden mensen marcheerden in demonstraties met wrede, boze slogans omdat ze bang waren dat homo’s in contact zouden komen met hun kinderen. Dus zelf homo zijnde, begon ik mezelf iets te verwijten. Als filmmaker zie ik het als mijn taak om mensen iets te geven om over na te denken en het was tijd dat ik hier een film over maakte. Een film waarin de meerderheid van de personages homo is, waarmee ik ze hun rechtmatige plek op het scherm kon geven."

Op zeker moment in de film overweegt het hoofdpersonage zichzelf van het leven te beroven. U hebt daar in eerdere films ook al naar verwezen. Dat is vast geen toeval? "Veel mensen in mijn omgeving, ik kan wel zeggen de meeste mensen om me heen die aids hadden, hebben zelfmoord gepleegd voordat ze aan de ziekte zelf stierven. Het was een manier om de wreedheid van het einde te vermijden. Dat moest ik laten zien maar het creëerde een dilemma. Ik heb een scène gefilmd waarin je de dood ziet. Maar ik vond het obsceen: alsof ik iets gefilmd had, waar ik niet het recht toe had. Die scène heb ik laten vallen. Zelfdoding zit inderdaad in meerdere van mijn eerdere films omdat ik er vaak mee ben geconfronteerd. Maar ik heb er geen moreel oordeel over. Het is wel een kwestie die me diep roert."

U hebt veel meegemaakt van wat in de film zit maar het is geen autobiografie? "Het is geen autobiografie. Ik had de behoefte om trouw te blijven aan mijn herinneringen aan die periode. Het maken van de film gaf me de mogelijkheid om mijn herinneringen opnieuw te beleven en tegelijk om een zekere schuld af te lossen. Je moet begrijpen dat ik toen ik net twintig was ervan droomde om regisseur te worden maar niemand in de filmindustrie kende en geen notie had dat ik ook echt regisseur zou worden. Elk week werd ik wel verliefd op het werk van weer een andere kunstenaar: Derek Jarman, Robert Mapplethorpe. En dan een jaar of zo later ontdekte ik dat ze aan aids waren gestorven. Dit zijn de mensen waarvan ik, toen ik eindelijk vanuit Bretagne in Parijs arriveerde, gehoopt had dat ze daar zouden zijn. De enige mensen aan wie ik mijn werk wilde laten zien, waarvan ik gehoopt had dat ze een hand op mijn schouder hadden gelegd en gezegd hadden dat het goed was dat ik was gekomen. Daarom zitten er verwijzingen naar hen in de film. Het maakt de film tot een soort troost voor de wrede afwezigheid die ik ook na tien films en talloze romans nog steeds voel, de rouw over hun afwezigheid. Ik heb me deze film vanaf het begin voorgesteld als een idealistische conversatie met die kunstenaars die in werkelijkheid nooit heeft plaatsgevonden."

U lijkt expliciet naakt bewust te hebben willen vermijden. Waarom? "Ik heb de acteurs gevraagd wat ik van hen kon filmen. Omdat ik er niet van hou als je in de erotische scènes de macht van de regisseur ziet, zoals in die vrijscène in La vie d’Adèle. In auteurscinema tegenwoordig zie je teveel de hand van de maker. Ik kies liever voor een meer bescheiden blik op de lichamen van de acteurs want ik zie te veel seksscènes waarin de acteurs hun adem lijken in te houden tot de scène voorbij is. Tegelijk hou ik niet van de morele hypocrisie die je in sommige recente gay films ziet: je ziet het verlangen opbouwen en als ze dan eindelijk in bed belanden, kijkt de camera door het raam naar buiten. Dat vernietigt de film. Ik wilde dus wel een sensueel beeld creëren, een sensuele blik op de viriliteit en de mannelijkheid van de acteurs."

U had een probleem met meneer Kechiche? "Abdelatiff Kechiche maakt in La vie d’Adèle misbruik van zijn macht als een mannelijke regisseur wanneer hij zulke scènes met twee jonge actrices filmt. Het is absoluut ontoelaatbaar."

Over eigentijdse gay films. U laat tederheid zien, u brengt een gevoel van echte liefde naar het scherm. Als je ziet hoe bijvoorbeeld dating is veranderd sinds de jaren negentig, hoe zou u die verhoudingen nu laten zien? "De tijd is inderdaad veranderd en dat vraagt om een andere verbeelding. Als je aan Pierrot le fou denkt, die dit jaar de inspiratie was voor de poster van het festival, dat is een intiem portret van liefdesrelaties in de jaren zestig, zoals La maman et le putain een portret van liefde in de jaren zeventig was. Ik hoop dat Plaire, aimer et courir vite op een beeld van liefde in de jaren negentig wordt. Alleen ben ik zelf iets te oud om nu een eerlijk beeld van liefde anno nu te kunnen maken. Ik hoop dat jongere regisseurs dat zullen doen. Er is veel veranderd: ook de manier waarop geliefden met elkaar praten bijvoorbeeld, ook het erotische gedrag tussen geliefden. Ik denk dat jongeren vandaag veel meer beïnvloed zijn door de beelden die ze kennen uit pornofilms. Die cultuur ken ik niet en dat is toch echt een vereiste als je er een film over wilt maken."