Babis Makridis over Pity

'Ik ben het liefst een soort poppenspeler'

De Griekse regisseur Babis Makridis laat in Pity meedogenloos zien hoe een zelfzuchtige behoefte aan compassie steeds sinisterder vormen aan kan nemen. Makridis: ‘Melancholie kan best een prettig gevoel zijn, en daar kun je in blijven hangen. Onze held heeft het in extremis.’

Door Sasja Koetsier

"Mijn Engels is een beetje… poëtisch", zegt Babis Makridis tijdens ons gesprek op het Filmfestival Rotterdam, bij wijze van verontschuldiging. Onnodig, want met zijn vocabulaire is weinig mis; zeker is wel dat alleen een Griek zo nonchalant het woord oxymoron in de mond kan nemen, een woord waarmee hij verwijst naar de muziekscore maar dat misschien wel het basisconcept van zijn hele film beschrijft. Vertaal je het in het Nederlands, dan kom je uit op zoiets als ‘scherpzinnige nonsens’ — wat zelf weer een oxymoron is: een koppeling van twee elementen die in letterlijke zin tegengesteld zijn, maar die in hun figuurlijke gebruik best een samenhangende betekenis opleveren.
Het naamloze hoofdpersonage van Pity is een goedverdienende advocaat die zijn levensgeluk ontleent aan zijn grootste — en enige — ongeluk: de comateuze toestand van zijn vrouw. De film gaat niet in op de oorzaak van die treurige situatie, maar laat in genadeloos cleane beelden zien hoe de man zijn verdriet heeft gecultiveerd tot een act waarmee hij overal in zijn omgeving medelijden oogst in de vorm van aandacht, respect, bezorgde blikken, zelfgebakken sinaasappelcake en korting bij de stomerij. Dus wanneer de bron van zijn leed dreigt op te drogen is dat voor deze tragische antiheld verwoestend nieuws; en vanaf dat moment neemt zijn zelfzuchtige behoefte aan compassie steeds sinisterder vormen aan.

Na uw absurdistische debuut L, over een man en de innige relatie met zijn auto, is Pity uw tweede samenwerking met schrijver Efthimis Filippou. Waar komen jullie bizarre personages vandaan? "Het begint met naar mensen kijken, en naar onszelf. We kenden iemand die een beetje zo is, en dat motiveerde ons om die kant van medelijden verder te verkennen. Zelf luisterde ik als tiener veel naar donkere, melancholische new-wavemuziek. Op feestjes waar iedereen vrolijk aan het dansen was, stond ik aan de kant, droevig naar de grond te staren. Soms kwam een meisje vragen of ik wel oké was en met een beetje geluk was dat dan het begin van iets. Melancholie kan best een prettig gevoel zijn, en daar kun je in blijven hangen. Ik denk dat we er allemaal in meer of mindere mate mee besmet zijn. Onze held heeft het in extremis, maar daar is het fictie voor."

Strakke interieurs, strenge symmetrische kaders en een uitbundige klassieke score scheppen een ironische afstand tot het tamelijk uitdrukkingsloze hoofdpersonage. Wat bepaalde uw esthetische keuzes voor deze film? "Als voorbeeld voor het hoofdpersonage hield ik Buster Keaton in gedachten. Een man die een enigma is; je weet niet wat hij denkt of voelt en wat hij het volgende moment gaat doen. Ik denk dat zo’n personage voor een kijker interessanter is. En juist omdat hij zo hunkert naar treurigheid wilden we hem in een omgeving plaatsen die zonnig en opgewekt is, bij wijze van contrast. Om de stemming van het personage over te brengen, gebruiken we wat ik noem oxymoron music. In het eerste deel van de film is het hoofdpersonage gelukkig met zijn ongeluk. Daar hoor je de Ode to Joy uit Beethovens negende, wat tegengesteld lijkt aan wat er feitelijk in zijn leven aan de hand is. In het tweede deel, waarin hij het geluk aan zijn zijde heeft maar zich daar juist dieptreurig bij voelt, klinkt Mozarts Requiem.

Oxymoron… dat kun je eigenlijk toepassen op de hele film. "Je kunt het een ‘oxymoronische’ film noemen, ja. De grootste uitdaging in de regie was om die tegenstrijdigheid te laten zien."

Had u tijdens het schrijven ook al deze acteur, Yannis Drakopoulos, in gedachten? "Nee, ik kende hem niet, we vonden hem via een casting agent, een maand voordat we gingen draaien. Hij is stand-up comedian en dat zijn vaak bijzonder depressieve types. Omdat zijn personage in de film veel huilt vroeg ik hem: ‘Kun jij dat?’ Hij keek me aan en zei: ‘Babis, ik huil met regelmaat.’ Toen wist ik: dit is hem."

Het lijkt alsof elk oogknipperen is gescript. Hoeveel ruimte heeft een acteur bij u? "Het acteren kreeg eigenlijk pas vorm tijdens de opnamen, want ik hou er niet van om veel te repeteren. Ik laat acteurs liever onvoorbereid op de set komen, zodat ik simpelweg kan zeggen: Doe dit. Doe dat niet. En: actie! Zonder van alles uit te leggen over wie het personage is en waar hij vandaan komt. Een acteur vraag ik vooral om zijn fysieke aanwezigheid. Acteurs worden daar soms een beetje nerveus van omdat ze zelf niet goed weten wat ze aan het doen zijn, maar voor mij is dat perfect. Als regisseur ben ik het liefst een soort poppenspeler."

U wordt wel geschaard onder de Greek Weird Wave. In hoeverre voelt u zelf verwantschap met makers als Yorgos Lanthimos en Athina Rachel Tsangari? "Er is nu in Griekenland een golf van activiteit op het gebied van filmproductie in het algemeen — ook realistische drama’s en commerciële komedies. Onze films ziet haast niemand in Griekenland, wij zijn vooral in het buitenland populair. We zijn als makers natuurlijk bevriend, bespreken onze projecten met elkaar, vragen elkaar soms ook om feedback. Maar het is niet zoals de Dogma-scene, waar verschillende regisseurs dezelfde esthetische principes aanhingen op het gebied van cameragebruik, belichting et cetera. Efthimis is een verbindende factor, hij schreef de scenario’s voor drie films van Yorgos, twee films van mij en een van Athina. Dus misschien zijn wij wel zijn poppen en is hij de eigenlijke poppenspeler…