Profiel: David Safarian

In de voetsporen van Armeense grootheden

David Safarian

In het kader van het EYE-programma Previously Unreleased vergezelt een uitgebreid retrospectief de vertoning van David Safarians langverwachte Hot Country, Cold Winter. Tijd om kennis te maken met deze erfgenaam van de belangrijkste Russische en Armeense filmmakers.

“Voor zo’n klein, geïsoleerd land kent Armenië een uitzonderlijk rijke filmcultuur,” aldus Brits filmconservator Daniel Bird tijdens een lezing over filmpreservering op het Golden Apricot International Film Festival afgelopen zomer in de Armeense hoofdstad Jerevan. “Weinig landen van deze grootte produceren niet één, niet twee, maar zelfs drie meesters: Hamo Beknazarian, Artavazd Peleshian en Sergei Paradjanov.”
In sneltreinvaart hun belangrijkste bijdragen: Beknazarian was een pionier van de stille en de vroege geluidsfilm. Peleshian gaf met zijn poëtische documentaires in de jaren zestig een update aan montage­theorieën van Sovjetmakers als Sergei Eisenstein en Vsevolod Pudovkin. Paradjanov schetste met De kleur van granaatappels (1969) filmtableaus die verheven worden tot esoterische beeldkunst.


Hot Country, Cold Winter

Elektriciteitsrantsoen
Inmiddels maken deze meesters deel uit van de Armeense filmgeschiedenis. De enige overgebleven Armeense cineast die aanspraak kan maken op die traditie is David Safarian, een filmmaker die jarenlang onder de radar is gebleven. Zo heeft zijn tweede speelfilm Hot Country, Cold Winter (2016) hem bijna vijfentwintig jaar gekost. Dat voel je in dit persoonlijke werk, dat zich afspeelt tijdens de donkere en koude dagen in Jerevan begin jaren negentig toen net na de val van de Sovjet-Unie het land op een stevig elektriciteitsrantsoen werd gezet. Kunstenaarsstel Katya (Safarians vrouw Yana Druz) en Tigran (Ashot Adamyan) overleven dankzij water uit de put, kaarslicht, brandhout — of inmiddels waardeloze, maar brandbare bankbiljetten — en herinneringen aan vroegere, warmere dagen.

Safarian blikt met dit door Druz meegeschreven scenario ook terug op zijn eigen jeugd: het zoeken van plekken om buiten te spelen in het Jerevan van de Sovjet-Unie, het vinden van liefde, de eerste kennismaking met kunst en met film. Zoals in de rest van zijn oeuvre creëert Safarian met die persoonlijke verhalen een metafoor voor iets veel groters: het trauma van het Armeense volk na de genocide van 1915, een land onder druk — eerst van het communisme en daarna van het oprukkende kapitalisme — en een diasporavolk zonder toekomst.

Nieuwsgierigheid
De context is grimmig, maar Hot Country, Cold Winter is verre van neerslachtig. De film viert juist de veerkrachtige, creatieve mens, iets wat Safarian zelf ook kenmerkt. Geboren in 1953 in Jerevan in een familie van kunstenaars voelde hij op jonge leeftijd al de artistieke aantrekkingskracht. Zijn grootvader Sargis was de artdirector van Pepo (1935), de eerste geluidsfilm van Bek­nazarian en de medeoprichter van de nationale filmstudio Armenfilm. Toen Safarian vier was, kwam hij daar voor het eerst over de vloer. Decennia later vroeg een bejaarde man hem in diezelfde studio: “Herinner je je mij nog?” Toen je vier was vroeg je mij van welk materiaal de nepmuren op onze decors worden gemaakt.”

Die nieuwsgierigheid kenmerkt de rest van Safarians carrière. Toen hij elf was, zag hij de komedie Tri plyus dva (1963) van de Armeense regisseur Genrikh Oganisyan en zei tegen z’n vader: “Ik wil dat ook doen.” Met een omweg (via een studie industrieel ontwerpen en theater) kwam hij bij film terecht. Hij studeerde af met een lang theaterstuk en de korte documentaire Vocation (1975), een experimenteel portret van drie buitengewone Armenen: beeldhouwer Levon Tockmadjian, violonist Rouben Aharonian en schaakgrootmeester Rafael Vahanian. Het onzichtbare vierde personage is David Safarian, de virtuoze filmmaker die met ongebruikelijke beeldvoering en excentrieke montage de unieke kwaliteit van zijn onderwerpen probeert te vangen.

Montage van energie
De montagetechnieken van Vocation perfectioneerde hij in 1986 voor zijn filmacademie-afstudeerfilm However Odd, But Khokhlova. Puttend uit de montagebeginselen van Lev Kuleshov, de dialectische montage van Sergei Eisenstein en Peleshians ‘montage van afstand’ formuleerde Safarian voor dit portret van Sovjetfilmster Alexandra Khokhlova zijn eigen montagetheorie gebaseerd op energie. “Shots hoeven niet qua beeld, afstand of kleur op elkaar aan te sluiten als de energie van de persoon voor de camera maar klopt”, legt Safarian in Jerevan uit, waar hij dit jaar een ereprijs voor zijn werk mocht ontvangen.

Dankzij deze ‘montage van energie’ maakte hij een uniek portret van Khokhlova die als eerste actrice op de zwarte lijst van de Sovjet-Unie terecht kwam. Daarnaast is However Odd, But Khokhlova ook een toepasselijk eerbetoon aan montagetheoreticus Kuleshov van wie Khokhlova de weduwe is. Voor deze vooruitstrevende metadocumentaire over film en filmsterren won Safarian de FIPRESCI-filmkritiekprijs op het filmfestival van Moskou en de hoofdprijs op het kortfilmfestival van Oberhausen.

Navolging van Paradjanov
Safarians voorliefde voor metaforisch gelaagde verhalen en intelligente montage uit zich het best in zijn speelfilmdebuut The Lost Paradise (1993). Net als opvolger Hot Country, Cold Winter put die film uit het verleden en heden van Armenië om te reflecteren op een onzekere toekomst. De Sovjet-Unie is net gevallen, kapitalistische projectontwikkelaars liggen op de loer om de huizen in een bergdorp op te kopen. De meesten overwegen een nieuw leven in een flat in de grote stad, maar sommigen geloven dat deze bergstreek een connectie heeft met het haast mythische oud-Armenië van voor de Sovjet-Unie en van voor de genocide. De esoterische muziek, mysterieuze belichting en indrukwekkende beelden maken van Lost Paradise een van de weinige navolgingen van Parajanovs cinema.

Safarian bekleedt dan ook een unieke plek in de Armeense filmgeschiedenis. Zijn mentors waren Sovjetfilmlegendes als Pawel Filonov (avant-garde kunstenaar en editor van Eisensteins Bronenosets Potemkin) en Ludmila Volkova (editor van Peleshians Wij). Zijn spirituele leermeesters: Beknazarian, Peleshian en Paradjanov. Waar zijn dan zijn opvolgers? Nieuw Armeens talent is nog niet te bespeuren op het filmfestival in Yerevan. Door een gebrek aan overheidsfinanciering en ondermaatse filmeducatie valt van Armeense film überhaupt amper te spreken. In de hedendaagse Armeense filmcultuur dreigt waardevolle historische filmkennis verloren te gaan. En toch is er Safarian die net als in zijn films een brug blijft slaan tussen het oude Armenië en de onzekere toekomst van het land. Wie in zijn voetsporen treedt legt direct contact met de rest van de rijke Armeense filmgeschiedenis.