Muze Monica Vitti

Het mooist is ze als ze lacht, maar dat doet ze weinig

Vitti en Antonioni op de Biënnale van Venetië, 1962

Monica Vitti, bekend van haar films met Antonioni, wordt beschouwd als een van de meest getalenteerde en succesvolle Italiaanse actrices. Tien jaar lang was ze zijn geliefde en muze. Uit screentests voor Il deserto rosso (1964) wordt duidelijk wat Vitti tot zo’n fascinerende actrice maakte.

Monica Vitti, geboren in 1931, was (en is nog steeds) een mooie vrouw. Haar nonchalant en bijna slordig gestylede haar – dan weer blond, dan weer bruin – omhulde een gezicht met een sterke kaaklijn, dat werd opgelicht door twee opmerkzame, groene ogen.

Ze was geen klassieke schoonheid, zoals haar tegenspeelsters in Michelangelo Antonioni’s films en landgenoten Gina Lollobrigida en Sophia Loren dat wel waren. Vitti’s schoonheid was minder in het oog springend, minder opdringerig. Ze week naar eigen zeggen dan ook veel af van de ideale Italiaanse schoonheid van de jaren zestig: ze droeg een bril, was blond, lang, dun en had te grote ogen, neus en mond. “Ik was altijd anders”, zei ze later in interviews.

Als actrice was Vitti zo veel meer dan haar uiterlijk, hoewel ze er handig gebruik van wist te maken. Haar uiterlijke schoonheid combineert ze met een perfecte timing, waardoor alles aan haar gezichtsuitdrukking en lichaamshouding klopt. Haar grote ogen staren de camera in, niet bang om haar ziel bloot te geven. Met één blik weet ze alle wanhoop en eenzaamheid van haar gekwelde personages over te brengen en in één shot kan ze radicaal omslaan van de ene emotie naar de andere.

Maar ook als ze gedachteloos voor zich uit lijkt te staren, de mond vaak net niet gesloten, laat Vitti grote innerlijke veranderingen zien. In interviews noemde Antonioni haar een van de meest getalenteerde actrices waarmee hij had samengewerkt: “Vitti heeft haar eigen persoonlijke en originele manier van acteren. Ze is buitengewoon expressief, dankzij haar achtergrond in het theater. Maar ze speelt nooit theatraal.”

Het mooist is ze als ze lacht, maar dat doet ze weinig in de films die ze met Antonioni maakte. Des te vaker lacht ze in de screentests voor Il deserto rosso (1964), te zien op de overzichtstentoonstelling Michelangelo Antonioni – Il maestro del cinema moderno in EYE: een ontwapenende lach die tevoorschijn komt op de momenten dat ze uit haar rol valt, afgeleid door commentaar van iemand buiten beeld. Een lach die gêne uitstraalt omdat ze zich laat afleiden, maar ook ondeugendheid en plezier. Vrijwel meteen herpakt ze zich en kijkt weer doordringend en angstig in de camera, de blik die we kennen uit Antonioni’s films.

Veelzijdig
Vitti en Antonioni ontmoetten elkaar in 1957, toen Vitti de stem van een personage uit Il grido (1957) nasynchroniseerde. Nog in datzelfde jaar gingen ze samenwonen en de daaropvolgende tien jaren waren ze een stel.

Vier films maakten ze samen. Voor Vitti de vier belangrijkste films van haar carrière, zou ze later zeggen in interviews. L’avventura (1960) was de eerste en betekende voor beiden een definitieve doorbraak. La notte (1961), L’éclisse (1962) en Il deserto rosso (1964) volgden. Zowel regisseur als actrice verwierven grote bekendheid, hun namen raakten onlosmakelijk met elkaar verbonden.

In drie van de vier films is de hoofdrol weggelegd voor Vitti als een mooie maar verveelde vrouw uit de gegoede Italiaanse burgerij, verwikkeld in lastige liefdesrelaties en vechtend tegen een onbestemd gevoel van ontreddering, onrust en eenzaamheid. Vitti wist precies de verveling en spanning van de moderne vrouw te tonen – een gevoel van isolement, opgesloten in haar comfortabele omgeving en verlangend naar ontsnapping.

In L’avventura (1960) speelt ze Claudia, de beste vriendin van Anna, voor wie in eerste instantie de hoofdrol lijkt te zijn weggelegd. Als Anna echter al vroeg in het verhaal verdwijnt, neemt Claudia de hoofdrol over. Vitti geeft een veelzijdige performance, door de innerlijke tweestrijd van haar personage te laten zien: enerzijds rouwt ze om het verdwijnen van haar beste vriendin, anderzijds zwicht ze voor de toenaderingspogingen van Anna’s verloofde.

In La notte (1961) speelt ze Valentina, de levendige maar verveelde brunette waarmee de getrouwde Giovanni flirt en zelfs kust tijdens een feestje. Hoewel ze pas na meer dan een uur in beeld verschijnt, sprankelt Vitti in deze bijrol. In L’éclisse (1962) speelt ze Vittoria, een afwezige, dromerige jonge vrouw die vlak na het verbreken van een relatie een korte affaire heeft met de materialistische beurshandelaar Piero.

In Il deserto rosso (1964) speelt ze Giuliana, de ongelukkige, wispelturige en misschien zelfs depressieve vrouw van een fabrieksmanager, die op het punt van instorten staat en door middel van een affaire probeert om te gaan met haar eenzaamheid en isolatie. In tegenstelling tot de twee eerdere films, draaien L’éclisse (1962) en Il deserto rosso (1964) volledig om Vitti’s personage en diens reactie op gebeurtenissen en mensen in haar omgeving.

Komedie
Het einde van de samenwerking tussen Antonioni en Vitti betekende voor Antonioni een overgang, nadat hun ontmoeting vier jaar eerder een succesvolle periode van meer abstracte films had ingeluid. Nu zou hij met drie Engelstalige films definitief de stap naar internationaal succes zetten. Voor Vitti markeerde het einde van hun samenwerking een overgang naar een ander genre: komedie.

Toen zij en Antonioni zowel privé als zakelijk uit elkaar gingen, was Vitti toe aan verandering. Het bleek echter moeilijk om opnieuw geaccepteerd te worden door het publiek, dat dezelfde serieuze, gekwelde en neurotische vrouw verwachtte die ze eerder had gespeeld – een stigma waar Vitti moeilijk vanaf kwam. Toch had ze in Italië en later ook elders in Europa succes met luchtige komedies als Modesty Blaise (1966) en La ragazza con la pistola (1968).

Ruim vijftien jaar na de tetralogie werkten Vitti en Antonioni nog één keer samen – aan Il mistero di Oberwald (1980), een film die als nauwelijks relevant wordt beschouwd in het oeuvre van beiden. De film is Antonioni’s enige en onverwachte uitstap naar kostuumdrama. Vitti speelt een koningin die verliefd wordt op de anarchist die haar probeerde te vermoorden en die bij toeval precies lijkt op haar overleden echtgenoot. Ze is nog altijd mooi en haar acteren is wat volwassener en meer ontwikkeld, maar ook Vitti kan de film niet redden: de scènes zijn te statisch en de dialogen te lang. Il mistero di Oberwald (1980) luidde voor beiden het einde van hun carrière in.

Liever herinneren we Vitti zoals ze was in die vier jaar van hun relatie: als de verpersoonlijking van de verveelde maar onrustige mens, niet in staat te ontsnappen uit het onbeduidende leven dat Antonioni haar gaf.