Boeken: Showing and Telling

De filmgeschiedenis versmalt

Al Pacino in The Godfather

‘De introductie op het retrospectief van de populaire Amerikaanse acteur Al Pacino zegt weinig over de acteur — een gebrek aan precisie dat karakteristiek is voor portretten van acteurs en wat ze precies doen. Waaruit Pacino’s talent bestaat wordt niet gedefinieerd.’

Deze dodelijke evaluatie van de begeleidende tekst van het British Film Institute bij hun Pacino-retro­spec­tief in februari 2014 komt uit de gereviseerde en bewerkte versie van Showing and Telling, het proefschrift van Nico de Klerk. Hij promoveerde in 2015 aan de Universiteit Utrecht en en is inmiddels als postdoc researcher verbonden aan diezelfde universiteit. De Klerk werkte tussen 1992 en 2012 bij het Nederlands Filmmuseum/Eye als researcher en curator. Een deel van de onderzoeksprojecten die hij daar initieerde, duikt op in zijn proefschrift als case study.

De handelseditie van zijn proefschrift gaat over de manier waarop filmarchieven publiekelijk verantwoording afleggen over hun programmering, waarvan ook de ondertitel getuigt: Film Heritage Institutes and Their Performance of Public Accountability. De Klerk onderzocht systematisch hoe 24 filmarchieven in februari 2014 hun programma’s toelichtten. Daarbij viel zijn voormalig werkgever Eye helaas af, omdat het niet mogelijk was via hun website teksten over filmvertoningen of al afgelopen programma’s terug te lezen — iets wat inmiddels veranderd is.

Bij het analyseren van de toelichtende teksten keek De Klerk naar permanente en tijdelijke tentoonstellingen, ‘one-off’-screenings, uitbreng, retrospectieven, series en evenementen. Het resultaat stemt niet vrolijk. De filmarchieven lichten nauwelijks toe welke kopie zij draaien, welk beeldformaat deze heeft of waarom zij dat in een bepaald format doen — tegenwoordig meestal als DCP. Daardoor krijgt de toeschouwer geen informatie over de restauratie- of vertoningsgeschiedenis van die kopie. Daarnaast valt op dat de teksten over de vertoonde films grosso modo vrij nietszeggend zijn, met een minieme plotbeschrijving, obligate informatie over acteurs of opvallende stijlkenmerken en meestal voorzien van uit andere media overgenomen overdreven aanprijzingen.

Ook zijn de filminstituten traditioneel, in de zin dat zij film voornamelijk als kunstvorm zien. De Klerk concludeert dan ook: ‘Het is duidelijk dat state-of-the-art onderzoek en kennis, ofwel binnenshuis gedaan, dan wel afkomstig van autoritaire bronnen opvallend afwezig zijn.’ Het gaat De Klerk vooral om de versmalling die er ontstaat. Filmarchieven draaien veel films die ook in gewone filmtheaters rouleren, programmeren de geijkte meesterwerken uit de canon, onderscheiden zich niet in de tekstuele toelichtingen — terwijl de instituten wél de kennis in huis (horen te) hebben — en van de films die vertoond worden, is slechts een heel klein percentage afkomstig uit het stille-filmtijdperk. Waarbij De Klerk fijntjes opmerkt dat dit waarschijnlijk komt omdat hun lengte afwijkt: ze passen niet in het vertoningsschema.

En het samenstellen van een programma met korte stille films kost moeite. Er is met andere woorden ook gemakzucht en luiheid in het spel.
Het belangrijkste punt dat De Klerk maakt, betreft de consequenties van die zowel inhoudelijke als programmatische versmalling. De in de loop der jaren opgedane kennis die de filminstituten dankzij onderzoek opdoen, sijpelt niet meer door naar een breder publiek. Daardoor krijgt dit publiek een beperkt idee van de filmgeschiedenis en wat cinema is. Terwijl er zoveel moois in die archieven verborgen ligt, dat je vrij eenvoudig kunt voorzien van filmhistorische context en met een beetje moeite publiekelijk kunt presenteren.

De Klerks vijf case studies laten zien hoe het wel kan, waarbij (film)historisch onderzoek gepaard gaat met esthetische evaluatie. De Klerk hamert voortdurend op het belang van context. Context die nu meestal schittert door afwezigheid, en dat terwijl deze instellingen de schatbewaarders zijn van ons filmisch erfgoed. Erfgoed dat er momenteel nogal bekaaid afkomt en/of armzalig geduid wordt. Wat wil je ook, als er veel bezoekers moeten komen omdat anders de ’targets’ niet worden gehaald, waardoor de huur van de dure panden niet meer kan worden betaald.

Showing and Telling: Film Heritage Institutes and Their Performance of Public Accountability | Nico de Klerk | Vernon Press, 2017 | 322 pagina’s, €45